Verbintenissenrecht I
Verbintenissenrecht II
Goederenrecht

Verbintenissen onder tijdsbepaling (art. 3:38 jo 6:38 e.v. BW)

In art. 3:38 BW is bepaald dat het mogelijk is om een tijdsbepaling aan een rechtshandeling te verbinden.

Art. 3:38 BW:

1. Tenzij uit de wet of uit de aard van de rechtshandeling anders voortvloeit, kan een rechtshandeling onder een tijdsbepaling of een voorwaarde worden verricht.

2. De vervulling van een voorwaarde heeft geen terugwerkende kracht.

In de artikelen 6:38 t/m 6:40 BW worden tijdsbepalingen verder geregeld.

Art. 6:38 BW:

Indien geen tijd voor de nakoming is bepaald, kan de verbintenis terstond worden nagekomen en kan terstond nakoming worden gevorderd.
Art. 6:39 BW:

1. Is wel een tijd voor de nakoming bepaald, dan wordt vermoed dat dit slechts belet dat eerdere nakoming wordt gevorderd.

2. Betaling vóór de vervaldag geldt niet als onverschuldigd.
Art. 6:40 BW:

De schuldenaar kan de tijdsbepaling niet meer inroepen:

a. wanneer hij in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard;

b. wanneer hij in gebreke blijft de door hem toegezegde zekerheid te verschaffen;

c. wanneer door een aan hem toe te rekenen oorzaak de voor de vordering gestelde zekerheid verminderd is, tenzij het overgeblevene nog een voldoende waarborg voor de voldoening oplevert.

Naast een zekere termijn (dus met een concrete datum) bestaat er ook de onzekere termijn (denk bijv. aan de dood).

  • Opschortende tijdsbepalingen hebben een begintermijn.
  • Ontbindende tijdsbepalingen hebben een eindtermijn.

Naar hun aard hebben termijnen geen terugwerkende kracht.