Verbintenissenrecht I
Verbintenissenrecht II
Goederenrecht

Subrogatie, schuldoverneming, contractsoverneming, verweermiddelenregel

Subrogatie (art. 6:150 BW e.v.)

Subrogatie (art. 6:150 e.v. BW) is de overgang van een vorderingsrecht op een derde, als gevolg waarvan de debiteur een andere crediteur verkrijgt. Gedeeltelijke subrogatie is mogelijk indien slechts een deel van de vordering aan de oorspronkelijke crediteur wordt voldaan. Subrogatie kan zowel van rechtswege als krachtens overeenkomst geschieden:

Art. 6:150 BW:

Een vordering gaat bij wijze van subrogatie over op een derde:

a. indien een hem toebehorend goed voor de vordering wordt uitgewonnen;

b. indien hij de vordering voldoet omdat een hem toebehorend goed voor de vordering verbonden is;

c. indien hij de vordering voldoet om uitwinning te voorkomen van een hem niet toebehorend goed, mits door de uitwinning een recht dat hij op het goed heeft, verloren zou gaan of de voldoening van een hem toekomend vorderingsrecht in gevaar zou worden gebracht;

d. krachtens overeenkomst tussen de derde die de vordering voldoet en de schuldenaar, mits de schuldeiser op het tijdstip van de voldoening deze overeenkomst kende of hem daarvan kennis was gegeven.

Subrogatie van rechtswege:

  • in enkele gevallen die verband houden met de uitwinning of het verbonden zijn van een goed van een derde voor de vordering op de debiteur (art. 6:150 sub a t/m c BW)
  • op grond van art. 6:12 BW (betaling door een hoofdelijk verbonden debiteur)
Art. 6:12 BW:

1. Wordt de schuld ten laste van een hoofdelijke schuldenaar gedelgd voor meer dan het gedeelte dat hem aangaat, dan gaan de rechten van de schuldeiser jegens de medeschuldenaren en jegens derden krachtens subrogatie voor dit meerdere op die schuldenaar over, telkens tot ten hoogste het gedeelte dat de medeschuldenaar of de derde aangaat in zijn verhouding tot die schuldenaar.

2. Door de subrogatie wordt de vordering, indien zij een andere prestatie dan geld betrof, omgezet in een geldvordering van gelijke waarde.
  • op grond van art. 7:962 BW bij uitkering door een schadeverzekeraar krachtens verzekeringsovereenkomst

Subrogatie krachtens overeenkomst:

  • bij een overeenkomst tussen de debiteur en een derde die de vordering voldoet, mits de crediteur op het tijdstip van de voldoening de overeenkomst kende of hem daarvan kennis was gegeven (art. 6:150 sub d BW).
Art. 6:150 sub d BW:

Een vordering gaat bij wijze van subrogatie over op een derde:

d. krachtens overeenkomst tussen de derde die de vordering voldoet en de schuldenaar, mits de schuldeiser op het tijdstip van de voldoening deze overeenkomst kende of hem daarvan kennis was gegeven.

Schuldoverneming (art. 6:155 BW e.v.)

Schuldoverneming geschiedt bij vormvrije tweezijdige (niet-obligatoire) rechtshandeling waarbij een derde de schuld van een debiteur overneemt. Tussen debiteur en derde heeft de schuldoverneming direct gevolg; werking jegens de crediteur ontstaat pas indien beide partijen hem kennis hebben gegeven van de overneming, en de crediteur daaraan zijn toestemming heeft verleend. Niet alle zekerheidsrechten van de crediteur blijven bij schuldoverneming in stand, zie art. 6:157 BW.

Art. 6:157 BW:

1. De bij de vordering behorende nevenrechten worden na het tijdstip van de overgang tegen de nieuwe in plaats van tegen de oude schuldenaar uitgeoefend.

2. Tot zekerheid van de overgegane schuld strekkende rechten van pand en hypotheek op een aan een der partijen toebehorend goed blijven bestaan; die op een niet aan partijen toebehorend goed en rechten uit borgtocht gaan door de overgang teniet, tenzij de pand- of hypotheekgever of borg tevoren in handhaving heeft toegestemd.

3. Voorrechten op bepaalde goederen waarop de schuldeiser niet tevens een verhaalsrecht jegens derden heeft, gaan door de overgang teniet, tenzij de schuldoverneming plaatsvindt ter uitvoering van de overdracht van een onderneming waartoe ook het goed waarop het voorrecht rust, behoort. Voorrechten op het vermogen van de schuldenaar gelden na de overgang als voorrechten op het vermogen van de nieuwe schuldenaar.

4. Bedongen rechten en boeten, alsmede dwangsommen die vóór de overgang aan de schuldenaar werden opgelegd, worden door de nieuwe in plaats van door de oude schuldenaar verschuldigd, voor zover zij na het tijdstip van de overgang zijn opeisbaar geworden of verbeurd.

Contractsoverneming (art. 6:159 BW)

Contractsoverneming is een driezijdige (niet-obligatoire) rechtshandeling waarbij een partij bij een overeenkomst haar rechtsverhouding tot de wederpartij met medewerking van deze laatste overdraagt aan een derde, door middel van een tussen haar en die derde opgemaakte akte. Het gevolg van contractsoverneming is de overgang van alle bestaande rechten en verplichtingen (de gehele rechtsverhouding) op de derde. Met betrekking tot de nevenrechten bestaan enkele uitzonderingen.

Art. 6:159 BW:

1. Een partij bij een overeenkomst kan haar rechtsverhouding tot de wederpartij met medewerking van deze laatste overdragen aan een derde bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte.

2. Hierdoor gaan alle rechten en verplichtingen over op de derde, voor zover niet ten aanzien van bijkomstige of reeds opeisbaar geworden rechten of verplichtingen anders is bepaald.

3. Artikel 156 en de leden 1-3 van artikel 157 zijn van overeenkomstige toepassing.

De verweermiddelenregel

De overgang van een vorderingsrecht (cessie, subrogatie, contractsoverneming) heeft geen invloed op de verweermiddelen die de schuldenaar kan aanwenden: de schuldenaar mag van de overgang geen nadeel ondervinden (art. 6:145 BW).

Art. 6:145 BW:

Overgang van een vordering laat de verweermiddelen van de schuldenaar onverlet.

Verweermiddelen die alléén betrekking hebben op de overgegane vordering zelf (bijv. het verweer dat de vordering reeds teniet is gegaan, dan wel dat een bevoegdheid tot opschorting bestaat) kunnen rechtstreeks worden uitgeoefend tegen de nieuwe crediteur.

De vordering tot ontbinding of vernietiging betreft evenwel de onderliggende rechtsverhouding, dus de rechtsverhouding tussen de debiteur en de oorspronkelijke crediteur. Deze bevoegdheden moeten – ook na de overgang – worden uitgeoefend jegens de oorspronkelijke crediteur. Indien bedoelde vordering inmiddels is verjaard, dient het beroep op de ontbindings- of vernietigingsgrond tot afwering van een op de overeenkomst steunende vordering (bijv. een nakomingsvordering) echter te worden gedaan jegens de nieuwe crediteur (art. 6:149 lid 2 BW).

Art. 6:149 lid 2 BW:

Na verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging of ontbinding wordt een beroep op de vernietigings- of ontbindingsgrond ter afwering van een op de rechtshandeling steunende rechtsvordering of andere rechtsmaatregel gericht tot de nieuwe schuldeiser en is de schuldenaar verplicht zo spoedig mogelijk nadien mededeling daarvan aan de oorspronkelijke schuldeiser te doen.