Schadevergoeding

Een andere remedie bij wanprestatie door een wederpartij is het vorderen van schadevergoeding.

De wetgever definieert het recht op schadevergoeding bij wanprestatie (tekortkoming in de nakoming) in art. 6:74 BW:

Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.

In de onderstaande casus bespreken we een voorbeeld.

Mevrouw Brink laat haar auto repareren bij garagebedrijf De Krik. Na de reparatie (kosten € 450) merkt mevrouw Brink dat er enkele diepe en lelijke krassen op een van de portieren zitten. Een collega op het werk van mevrouw Brink, die vroeger bij een schadeherstelbedrijf heeft gewerkt, vertelt haar dat het hier gaat om een vrij aanzienlijke schade: niet alleen zal het portier moeten worden uitgedeukt en bijgewerkt, maar ook zal de auto moeten worden overgespoten om kleurverschil te voorkomen.

Wanneer mevrouw Brink, in gezelschap van haar collega, verhaal komt halen bij De Krik, krijgt ze te horen dat De Krik het weliswaar betreurt dat de auto is beschadigd, maar dat dit niet aan De Krik kan worden verweten. Wegens grote drukte had men een tijdelijk personeelstekort, en daarom had men een uitzendkracht in dienst genomen die achteraf volstrekt ongekwalificeerd bleek te zijn voor het werk.

De collega van mevrouw Brink raadt haar aan om met dit verhaal geen genoegen te nemen, en haar schadeclaim op De Krik te handhaven.

We nemen de vereisten voor schadevergoeding bij wanprestatie één voor één door aan de hand van dit voorbeeld.

1. Tekortkoming in de nakoming

Een tekortkoming wil simpelweg zeggen dat de overeenkomst helemaal niet, of niet conform de afspraak is uitgevoerd.

In het bovenstaande voorbeeld was de afspraak dat de auto van mevrouw Brink gerepareerd zou worden. Het achterlaten van diepe krassen op het portier behoorde natuurlijk niet tot de overeenkomst. De overeenkomst is dus niet conform de afspraak uitgevoerd.

2. Toerekenbaarheid

Toerekenbaarheid wil zeggen dat aan de debiteur een verwijt kan worden gemaakt van zijn tekortkoming (met andere woorden: dat hij schuld heeft aan de tekortkoming).

Maar zelfs als de debiteur geen schuld kan worden verweten, kan het altijd nog zo zijn dat de tekortkoming zijn eigen risico is.

De collega van mevrouw Brink stelt zich op het standpunt dat De Krik zich niet achter de uitzendkracht mag verschuilen. Hij vindt dat De Krik, voordat dit bedrijf de uitzendkracht aan het werk zette, had moeten nagaan of deze wel gekwalificeerd was voor het werk, en dat De Krik bovendien voldoende toezicht op dat werk had moeten houden. Door dat na te laten heeft De Krik niet de inspanning laten zien waarop mevrouw Brink recht had, en dat vormt het vereiste schuldverwijt aan De Krik (aldus de redenering van de collega van mevrouw Brink).

De collega van mevrouw Brink heeft hierin gelijk. De Krik heeft zich niet voldoende ingespannen en is niet zorgvuldig genoeg geweest, en dat kan aan dat bedrijf worden verweten. De tekortkoming wordt dus aan De Krik toegerekend. De Krik kan zich niet op ‘overmacht’ beroepen en zal de schade moeten vergoeden.

Maar:

Stel dat in het voorbeeld garagebedrijf De Krik heel zorgvuldig de getuigschriften en de voor het werk vereiste diploma’s van de uitzendkracht had gecontroleerd alvorens hem aan het werk te zetten, en bovendien op het werk van die uitzendkracht steeds toezicht had gehouden. Van een schuldverwijt aan De Krik kan dan niet meer worden gesproken. Als dan niettemin door een fout van de uitzendkracht schade zou zijn ontstaan, zou De Krik zich dan wél met succes op overmacht kunnen beroepen?

Ondanks het ontbreken van schuld kan het zo zijn dat de tekortkoming toch aan de debiteur wordt toegerekend, eenvoudigweg omdat de tekortkoming in de risicosfeer van de debiteur valt. Hij moet dan de tekortkoming ‘voor zijn rekening’ nemen, en kan om die reden dus geen beroep doen op overmacht.

Er kunnen verschillende redenen zijn waarom iets in de risicosfeer van de debiteur valt, ook al treft hem geen schuldverwijt. Dat kan bijvoorbeeld omdat het in de wet staat, omdat het is afgesproken (in een overeenkomst), en vanwege de “verkeersopvattingen” (een ander woord voor ‘maatschappelijke opvattingen’; wat in het dagelijks leven gebruikelijk en algemeen aanvaard is).

In dit geval bepaalt de wet in art. 6:76 BW dat hulppersonen van wie de debiteur gebruik maakt bij de nakoming van zijn verplichtingen, steeds voor risico komen van de debiteur. In het voorbeeld: mevrouw Brink contracteerde met garagebedrijf De Krik. Weliswaar werd de reparatieverplichting die De Krik contractueel op zich nam feitelijk uitgevoerd door de uitzendkracht, maar ook al treft de werkgever met wie de overeenkomst zélf geen verwijt, vallen de tekortkomingen van zijn personeel in zijn risicosfeer.

Vaak ook, regelen partijen in hun overeenkomst bij wie het risico op een bepaald onderdeel zal liggen. Soms gebeurt dat met garantie. Dan neemt de debiteur alles voor zijn rekening, en kan hij zich dus nooit op overmacht beroepen. Vaak is dat aan een termijn gebonden (zoals een tweedehands auto met een half jaar garantie, of een plasmascherm met 5 jaar garantie). In andere gevallen gebeurt het juist met een exoneratie. Dat houdt in dat de debiteur op grond van het contract nooit het risico draagt. In de praktijk komen vaak mengvormen van garantie en exoneratie voor (bijvoorbeeld: garantie gedurende drie jaar, maar daarna exoneratie; of: garantie voor schade aan je smartphone, maar exoneratie voor waterschade).

3. Verzuim

In sommige gevallen is verzuim een aanvullend vereiste om schadevergoeding wegens wanprestatie te kunnen vorderen. Dit houdt in de praktijk in dat er in veel gevallen een ingebrekestelling moet worden verzonden: dat is een schriftelijke aanmaning om alsnog correct na te komen binnen een bepaalde termijn.

Tijdens de cursus gaan we hier nader op in.

4. Schade

Het ligt in feite voor de hand dat je pas schadevergoeding kunt vorderen als je daadwerkelijk aantoonbaar schade hebt geleden. Zonder schade geen schadevergoeding.

5. Causaal verband

Er moet een oorzaak/gevolg-relatie (causaal verband) bestaan tussen de wanprestatie en de schade. Als de schade niet het gevolg is van de wanprestatie, ben je dus niet schadeplichtig.

Stel dat de schade in het bovengenoemde voorbeeld helemaal niet het gevolg zou zijn geweest van de onjuist uitgevoerde reparatie, maar dat de krassen op het portier waren ontstaan omdat mevrouw Brink een bocht te krap heeft genomen en met het portier langs een muur heeft geschraapt. Het ligt voor de hand dat De Krik deze schade dan niet hoeft te vergoeden. Ook al is de reparatie misschien niet volgens het boekje uitgevoerd, de schade is ontstaan door een andere oorzaak en er bestaat dus geen causaal verband tussen de onoordeelkundig uitgevoerde reparatie en de krassen op het portier.