Verbintenissenrecht I
Verbintenissenrecht II
Goederenrecht

Schade: definitie (art. 6:95, 6:96, 6:106 BW)

Afdeling 6.1.10 bepaalt wat inhoud en omvang van schade is, ongeacht welk schadeveroorzakend feit zich heeft voorgedaan (toerekenbare tekortkoming, onrechtmatige daad of anderszins).

Inhoud van het begrip (vermogens)schade:

Op grond van art. 6:96 BW:

  • geleden verlies
  • gederfde winst
  • redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade
  • expertisekosten (soms zelfs vergeefs gemaakte; HR Bravenboer/London)
  • buitengerechtelijke incassokosten (beide laatste posten met restrictie)
Art. 6:96 lid 1 en 2 BW:

1. Vermogensschade omvat zowel geleden verlies als gederfde winst.

2. Als vermogensschade komen mede voor vergoeding in aanmerking:

a. redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, mocht worden verwacht;

b. redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid;

c. redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte.

voorts op grond van art. 6:106 BW:

  • immateriële schade (art. 6:106 BW)
Art. 6:106 lid 1 BW:

Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:

a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;

b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;

c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.

en op grond van art. 6:107 BW:

  • bij letselschade slechts vergoeding van “verplaatste schade” alsmede loondoorbetaling (art. 6:107A BW)
Art. 6:107 lid 1 BW:

Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk of geestelijk letsel oploopt, is die ander behalve tot vergoeding van de schade van de gekwetste zelf, ook verplicht tot vergoeding van de kosten die een derde anders dan krachtens een verzekering ten behoeve van de gekwetste heeft gemaakt en die deze laatste, zo hij ze zelf zou hebben gemaakt, van die ander had kunnen vorderen.
Art. 6:107a lid 1 BW:

Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk of geestelijk letsel oploopt, houdt de rechter bij de vaststelling van de schadevergoeding waarop de gekwetste aanspraak kan maken rekening met de aanspraak op loon die de gekwetste heeft krachtens artikel 629, lid 1, van Boek 7 of krachtens individuele of collectieve arbeidsovereenkomst.

en verder op grond van art. 6:108 BW:

  • bij overlijdensschade slechts schade door derving van levensonderhoud en kosten van lijkbezorging
Art. 6:108 BW:

1. Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is overlijdt, is die ander verplicht tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud:

a. aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner en de minderjarige kinderen van de overledene, tot ten minste het bedrag van het hun krachtens de wet verschuldigde levensonderhoud;

b. aan andere bloed- of aanverwanten van de overledene, mits deze reeds ten tijde van het overlijden geheel of ten dele in hun levensonderhoud voorzag of daartoe krachtens rechterlijke uitspraak verplicht was;

c. aan degenen die reeds vóór de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, met de overledene in gezinsverband samenwoonden en in wier levensonderhoud hij geheel of voor een groot deel voorzag, voor zover aannemelijk is dat een en ander zonder het overlijden zou zijn voortgezet en zij redelijkerwijze niet voldoende in hun levensonderhoud kunnen voorzien;

d. aan degene die met de overledene in gezinsverband samenwoonde en in wiens levensonderhoud de overledene bijdroeg door het doen van de gemeenschappelijke huishouding, voor zover hij schade lijdt doordat na het overlijden op andere wijze in de gang van deze huishouding moet worden voorzien.

2. Bovendien is de aansprakelijke verplicht aan degene te wiens laste de kosten van lijkbezorging zijn gekomen, deze kosten te vergoeden, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene.

3. Hij die krachtens de vorige leden tot schadevergoeding wordt aangesproken, kan hetzelfde verweer voeren, dat hem tegenover de overledene zou hebben ten dienste gestaan.

Omvang van de schade:

Art. 6:97 / 100 BW; art. 6:105 BW: de rechter heeft vergaande vrijheid bij het bepalen van de hoogte van de schade.

Art. 6:97 BW (schadebegroting):

De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.
Art. 6:100 BW (voordeelstoerekening):

Heeft een zelfde gebeurtenis voor de benadeelde naast schade tevens voordeel opgeleverd, dan moet, voor zover dit redelijk is, dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade in rekening worden gebracht.
Art. 6:105 BW (begroting van nog niet ingetreden schade)

1. De begroting van nog niet ingetreden schade kan door de rechter geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld of na afweging van goede en kwade kansen bij voorbaat geschieden. In het laatste geval kan de rechter de schuldenaar veroordelen, hetzij tot betaling van een bedrag ineens, hetzij tot betaling van periodiek uit te keren bedragen, al of niet met verplichting tot zekerheidstelling; deze veroordeling kan geschieden onder door de rechter te stellen voorwaarden.

2. Voor zover de rechter de schuldenaar veroordeelt tot betaling van periodiek uit te keren bedragen, kan hij in zijn uitspraak bepalen dat deze op verzoek van elk van de partijen door de rechter die in eerste aanleg van de vordering tot schadevergoeding heeft kennis genomen, kan worden gewijzigd, indien zich na de uitspraak omstandigheden voordoen, die voor de omvang van de vergoedingsplicht van belang zijn en met de mogelijkheid van het intreden waarvan bij de vaststelling der bedragen geen rekening is gehouden.

Hij kan de hoogte zowel abstract (ondergrens, in het bijzonder bij zaaksbeschadiging) als concreet berekenen, en desgewenst de schade schatten. Bij abstracte schade is veelal op een vroeger moment sprake van opeisbaarheid van de schadevordering en van de wettelijke rente (verzuim ex art. 6:83 sub b BW; zie HR Staat/Van Driel).

Art. 6:83 sub b BW:

Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in:

b. wanneer de verbintenis voortvloeit uit onrechtmatige daad of strekt tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 74 lid 1 en de verbintenis niet terstond wordt nagekomen;

Algemeen uitgangspunt voor het vaststellen van de omvang van de schade: de vergelijking tussen twee situaties:

  1. de werkelijke vermogenstoestand na het zich voordoen van het schadeveroorzakende feit en
  2. de hypothetische vermogenstoestand die zou hebben bestaan indien het schadeveroorzakende feit zou zijn uitgebleven.

Men noemt dit ook wel: vergoeding van het positief (contracts)belang.

Vormen van schadevergoeding (art. 6:103 BW):

  • Indien niet anders gevorderd: geld.
  • Op vordering, ter discretie van de rechter: zgn. herstel; zie HR Pos/van den Bosch.
Art. 6:103 BW:

Schadevergoeding wordt voldaan in geld. Nochthans kan de rechter op vordering van de benadeelde schadevergoeding in andere vorm dan betaling van een geldsom toekennen. Wordt niet binnen redelijke termijn aan een zodanige uitspraak voldaan, dan herkrijgt de benadeelde zijn bevoegdheid om schadevergoeding in geld te verlangen.