Verbintenissenrecht I
Verbintenissenrecht II
Goederenrecht

Rechtmatige daden in het algemeen

In titel 6.4 BW (“Verbintenissen uit andere bron dan onrechtmatige daad of overeenkomst”), dat is art. 6:198 BW t/m art. 6:212 BW, is een drietal rechtmatige daden geregeld. Deze worden door de wetgever aangeduid als verbintenissen uit andere bron dan onrechtmatige daad of overeenkomst:

  1. Zaakwaarneming (art. 6:198 t/m 6:202 BW)
  2. Onverschuldigde betaling (art. 6:203 t/m 6:211 BW)
  3. Ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW)

De zaakwaarneming en ongerechtvaardigde verrijking hebben gemeen dat ze beide grondslag zijn voor een actie tot schadevergoeding;

de actie uit onverschuldigde betaling leidt tot ongedaanmaking en is verwant aan de acties geregeld in de art. 6:24 en 6:271 e.v. BW (ongedaanmaking naar aanleiding van ontbindende voorwaarde of ontbinding).

Art. 6:24 lid 1 BW (ongedaanmaking naar aanleiding van ontbindende voorwaarde):

1. Nadat een ontbindende voorwaarde is vervuld, is de schuldeiser verplicht de reeds verrichte prestaties ongedaan te maken, tenzij uit de inhoud of strekking van de rechtshandeling anders voortvloeit.
Art. 6:271 BW (ongedaanmaking naar aanleiding van ontbinding):

Een ontbinding bevrijdt de partijen van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties.