In geval van niet nakoming in een wederkerige overeenkomst behoeft men niet steeds te ontbinden, maar men kan veelal ook (om ontbinding te voorkomen of uit te stellen) de eigen prestatie opschorten totdat de ander aan zijn verplichting heeft voldaan. Op die manier blijft de overeenkomst in stand.
Dit betreft met name de zgn. exceptio non adimpleti contractus (art. 6:262 BW; zie verderop), wat kan worden gebruikt als verweer tegen een vordering tot nakoming.
Art. 6:262 BW: 1. Komt een der partijen haar verbintenis niet na, dan is de wederpartij bevoegd de nakoming van haar daartegenover staande verplichtingen op te schorten. 2. In geval van gedeeltelijke of niet behoorlijke nakoming is opschorting slechts toegelaten, voor zover de tekortkoming haar rechtvaardigt
Voor opschorting is evenwel niet altijd vereist dat het moet gaan om een wederkerige overeenkomst. Ook buiten dat geval kan men opschorten, en wel door middel van de algemene opschortingsregeling van art. 6:52 e.v. (zie eveneens verderop). Maar deze algemene opschortingsregeling kan niet worden gehanteerd als voorloper van ontbinding.
Art. 6:52 BW: 1. Een schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, is bevoegd de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, indien tussen vordering en verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen. 2. Een zodanige samenhang kan onder meer worden aangenomen ingeval de verbintenissen over en weer voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding of uit zaken die partijen regelmatig met elkaar hebben gedaan.
Het retentierecht (art. 3:290 BW) is eveneens een vorm van opschorting, aansluitend op de regeling van art. 6:52 e.v.
Art. 3:290 BW: Retentierecht is de bevoegdheid die in de bij de wet aangegeven gevallen aan een schuldeiser toekomt, om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldenaar op te schorten totdat de vordering wordt voldaan.
Daarbij bepaalt art. 6:57 BW dat de algemene regels van art. 6:52 t/m 6:56 BW van toepassing blijven voor zover de specifieke regeling van het retentierecht in boek 3 daar niet van afwijkt.
Art. 6:57 BW: Indien een bevoegdheid tot opschorting voldoet aan de omschrijving van het retentierecht in artikel 290 van Boek 3, zijn de bepalingen van de onderhavige afdeling van toepassing, voor zover daarvan in afdeling 4 van titel 10 van Boek 3 niet is afgeweken.