Betaling is datgene wat naar zijn objectieve strekking als een prestatie (dat wil zeggen: betaling) kan worden aangemerkt.
Twee mogelijkheden kunnen worden onderscheiden:
(1) er bestaat géén verbintenis die de betaling rechtvaardigt;
bijvoorbeeld:
(2) er bestaat wél een verbintenis, doch niet tussen betaler en ontvanger;
bijvoorbeeld
Overigens is voor de actie uit onverschuldigde betaling niet vereist dat de betaler daadwerkelijk meende dat zijn prestatie op een rechtsgrond gebaseerd was (met andere woorden: het is mogelijk om bewust onverschuldigd te betalen).
Art. 6:203 BW: 1. Degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. 2. Betreft de onverschuldigde betaling een geldsom, dan strekt de vordering tot teruggave van een gelijk bedrag. 3. Degene die zonder rechtsgrond een prestatie van andere aard heeft verricht, heeft eveneens jegens de ontvanger recht op ongedaanmaking daarvan.
Rechtsgevolgen van onverschuldigde betaling:
Door de onverschuldigde betaling ontstaat er een ongedaanmakingsverbintenis (art. 6:203 lid 1 BW; art. 6:210 lid 1 BW).
Art. 6:203 lid 1 BW: Degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen.
Art. 6:210 lid 1 BW: Op de ongedaanmaking van prestaties die niet in het geven van een goed hebben bestaan, zijn de artikelen 204-209 van overeenkomstige toepassing.
Als de aard van de prestatie ongedaanmaking onmogelijk of zinloos maakt, vindt een waardevergoeding plaats onder bepaalde omstandigheden (zie art. 6:210 lid 2 BW).
Art. 6:210 lid 2 BW: Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt, voor zover dit redelijk is, vergoeding van de waarde van de prestatie op het ogenblik van ontvangst daarvoor in de plaats, indien de ontvanger door de prestatie is verrijkt, indien het aan hem is toe te rekenen dat de prestatie is verricht, of indien hij erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten.
Goederenrechtelijk effect van vernietiging (ex tunc; art. 3:53 lid 1 BW) bij overdracht van een goed:
Art. 3:53 lid 1 BW: De vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht.
door verval van de titel (art. 3:84 BW) is er nooit eigendom overgedragen;
Art. 3:84 lid 1 BW: Voor overdracht van een goed wordt vereist een levering krachtens geldige titel, verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken.
er behoeft dan ook niet ongedaan gemaakt te worden langs verbintenisrechtelijke weg, maar men kan als eigenaar revindiceren (art. 5:2 BW).
Art. 5:2 BW: De eigenaar van een zaak is bevoegd haar van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen.
Als de ontvanger handelingsonbekwaam is, dan is hij tot ongedaanmaking slechts verplicht indien hij werkelijk gebaat is (de prestatie strekte hem tot werkelijk voordeel) of voor zover de prestatie in de macht van de wettelijk vertegenwoordiger is gekomen (art. 6:209 BW).
Art. 6:209 BW: Op de onbekwame die een onverschuldigde betaling heeft ontvangen, rusten de in deze afdeling omschreven verplichtingen slechts, voor zover het ontvangene hem tot werkelijk voordeel heeft gestrekt of in de macht van zijn wettelijke vertegenwoordiger is gekomen.
Ratio: de onbekwame wordt beschermd; vgl. art. 3:32 BW.
Art. 3:32 BW:
1. Iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen, voor zover de wet niet anders bepaalt.
2. Een rechtshandeling van een onbekwame is vernietigbaar. Een eenzijdige rechtshandeling van een onbekwame, die niet tot een of meer bepaalde personen gericht was, is echter nietig.