Verbintenissenrecht I
Verbintenissenrecht II
Goederenrecht

Ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW)

Als men is verrijkt waardoor de ander nadeel heeft ondervonden, en deze verrijking zonder rechtsgrond (sine causa) plaatsvond, dan dient men de ander de schade te vergoeden.

Vereisten voor toepassing:

  1. verrijking van de een (zowel verkregen voordeel als afgewend nadeel)
  2. “schade” (verarming) bij de ander (geleden verlies, gederfde winst)
  3. verband tussen verrijking en schade
  4. verrijking mist redelijke grond (is ongerechtvaardigd). Geen ongerechtvaardigde verrijking indien daaraan een rechtshandeling of de wet ten grondslag lag, met uitzondering van puur goederenrechtelijke ordeningsregels zoals die van natrekking.

Beperkingen op deze schadevergoedingsverplichting:

  • van verrijking en schade altijd het geringste bedrag
  • niet verder dan redelijk is. Met name deze beperking is belangrijk;

ratio: het voorkomen van het ongevraagd opdringen van een bestedingspatroon.

Art. 6:212 BW:

1. Hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, is verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.

2. Voor zover de verrijking is verminderd als gevolg van een omstandigheid die niet aan de verrijkte kan worden toegerekend, blijft zij buiten beschouwing.

3. Is de verrijking verminderd in de periode waarin de verrijkte redelijkerwijze met een verplichting tot vergoeding van de schade geen rekening behoefde te houden, dan wordt hem dit niet toegerekend. Bij de vaststelling van deze vermindering wordt mede rekening gehouden met uitgaven die zonder de verrijking zouden zijn uitgebleven.