Verbintenissenrecht I
Verbintenissenrecht II
Goederenrecht

Nakoming: definitie

Nakoming is geregeld in afd. 6.1.6 BW, dus vanaf art. 6:27 e.v. Nakoming is het presteren ter voldoening aan een verbintenis (art. 3:296 BW).

In plaats van het woord “nakoming” wordt vaak het woord “betaling” gebruikt.

Onder betaling kan worden verstaan: het verricht van enige prestatie. Dat is ook het geval als met de betaling géén verbintenis wordt nagekomen (denk dan vooral aan het begrip “betaling” in het leerstuk van onverschuldigde betaling). Betaling is daarmee in feite dus een iets ruimer begrip dan nakoming, ook al worden die termen vaak uitwisselbaar gebruikt.

Uitgangspunt is dat een betaling geschiedt door de debiteur aan de crediteur. Zowel debiteur als crediteur kunnen zich daarbij doen vertegenwoordigen.

Art. 3:296 BW:

1. Tenzij uit de wet, uit de aard der verplichting of uit een rechtshandeling anders volgt, wordt hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, daartoe door de rechter, op vordering van de gerechtigde, veroordeeld.

2. Hij die onder een voorwaarde of een tijdsbepaling tot iets is gehouden, kan onder die voorwaarde of tijdsbepaling worden veroordeeld.

Betaling aan een handelingsonbekwame crediteur

Betaling aan een crediteur die handelingsonbekwaam is, kan op grond van art. 6:31 BW in beginsel alleen bevrijdend geschieden aan zijn wettelijk vertegenwoordiger.

Uitzonderingen: voor zover de betaling de onbekwame tot werkelijk voordeel heeft gestrekt (dus een zwaardere eis dan alleen ‘het vloeien in het vermogen van de onbekwame’), of voor zover de betaling in de macht is gekomen van de wettelijk vertegenwoordiger.

Art. 6:31 BW:

Betaling aan een onbekwame schuldeiser bevrijdt de schuldenaar, voor zover het betaalde de onbekwame tot werkelijk voordeel heeft gestrekt of in de macht is gekomen van diens wettelijke vertegenwoordiger.

Art. 6:33 BW bepaalt dat de betaling in weerwil van gelegd beslag of aan een crediteur die wegens bewind of een beperkt recht tot ontvangst onbevoegd was (zie bijv. art. 3:246 BW m.b.t. het pandrecht) niet bevrijdend werkt.

De schuldenaar kan genoodzaakt worden opnieuw te betalen. Hij heeft dan een regresrecht op de crediteur die de betaling ten onrechte heeft ontvangen. Dat volgt uit het slot van art. 6:33 BW.

Art. 6:33 BW:

Is de betaling gedaan in weerwil van een beslag of terwijl de schuldeiser wegens een beperkt recht, een bewind of een soortgelijk beletsel onbevoegd was haar te ontvangen, en wordt de schuldenaar deswege genoodzaakt opnieuw te betalen, dan heeft hij verhaal op de schuldeiser.

Nakoming ineens of in gedeelten

Nakoming in gedeelten (art. 6:29 BW) kan door de crediteur worden geweigerd. Die komt daardoor niet in schuldeisersverzuim.

Art. 6:29 BW:

De schuldenaar is zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd het verschuldigde in gedeelten te voldoen.

Nakoming met een andere prestatie dan afgesproken

Een andere prestatie dan de overeengekomen prestatie bevrijdt de debiteur niet, ook niet in het geval dat die andere prestatie meer waard zou zijn (art. 6:45 BW), behoudens van de crediteur verkregen toestemming.

Art. 6:45 BW:

Slechts met toestemming van de schuldeiser kan een schuldenaar zich van zijn verbintenis bevrijden door een andere prestatie dan de verschuldigde, al mocht zij van gelijke of zelfs hogere waarde zijn.

De kosten van nakoming

De kosten van de betaling rusten op de nakomende debiteur (art. 6:47 lid 1 BW). De kosten van een kwitantie komen echter voor rekening van degene ten behoeve van wie de kwitantie wordt afgegeven (art. 6:47 lid 2 BW).

Art. 6:47 BW:

1. De kosten van betaling komen ten laste van degene die de verbintenis nakomt.

2. De kosten van een kwitantie komen ten laste van degene ten behoeve van wie het stuk wordt afgegeven.

Kwitanties worden verder geregeld in de artikelen 6:48 t/m 6:50 BW.

Art. 6:48 BW:

1. De schuldeiser is verplicht voor iedere voldoening een kwitantie af te geven, tenzij uit overeenkomst, gewoonte of billijkheid anders voortvloeit.

2. Indien de schuldeiser een ter zake van de schuld afgegeven bewijsstuk heeft, kan de schuldenaar bij voldoening bovendien de afgifte van dat bewijsstuk vorderen, tenzij de schuldeiser een redelijk belang heeft bij het behoud van het stuk en daarop de nodige aantekening tot bewijs van de bevrijding van de schuldenaar stelt.

3. De schuldenaar kan de nakoming van zijn verbintenis opschorten, indien de schuldeiser niet voldoet aan het voorschrift van het eerste lid.
Art. 6:49 BW:

1. Bij voldoening van een vordering aan toonder of order kan de schuldenaar eisen dat een kwijting op het papier wordt gesteld en dat hem het papier wordt afgegeven.

2. Indien de voldoening niet de gehele vordering betreft of de schuldeiser het papier nog voor de uitoefening van andere rechten nodig heeft, kan hij het papier behouden, mits hij naast de kwijting die op het papier is gesteld, tevens een afzonderlijke kwijting afgeeft.

3. Hij kan, ongeacht of geheel of gedeeltelijk voldaan wordt volstaan met de enkele afgifte van een kwijting, mits hij op verlangen van de wederpartij aantoont dat het papier vernietigd of waardeloos geworden is, of zekerheid stelt voor twintig jaren of een zoveel kortere tijdsduur als verwacht mag worden dat de wederpartij nog aan een vordering uit hoofde van het papier bloot zal kunnen staan.

4. De schuldenaar kan de nakoming van zijn verbintenis opschorten, indien de schuldeiser niet aan de vorige leden voldoet.
Art. 6:50 BW:

1. Moeten op achtereenvolgende tijdstippen gelijksoortige prestaties worden verricht, dan leveren de kwitanties van twee achtereenvolgende termijnen het vermoeden op dat ook de vroegere termijnen zijn voldaan.

2. Indien de schuldeiser een kwitantie afgeeft voor de hoofdsom, wordt vermoed dat ook de rente en de kosten zijn voldaan.