Er bestaat een wettelijke (veronderstelde) algemene onbekwaamheid om eigen rechtshandelingen te verrichten. De verondersteld onbekwame kán wel rechtshandelingen verrichten, maar die zijn dan over het algemeen vernietigbaar (art. 3:32).
Art. 3:32 BW: 1. Iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen, voor zover de wet niet anders bepaalt. 2. Een rechtshandeling van een onbekwame is vernietigbaar. Een eenzijdige rechtshandeling van een onbekwame, die niet tot een of meer bepaalde personen gericht was, is echter nietig.
De ratio van deze regeling is de bescherming van personen die onbekwaam zijn.
Combineer daarom nooit art. 3:32 met art. 3:35!
Er zijn twee categorieën handelingsonbekwamen:
Ad (1), minderjarigen:
Dit is geregeld in art. 1:233 BW.
Art. 1:233 BW: Minderjarigen zijn zij die de leeftijd van achttien jaren niet hebben bereikt en evenmin met toepassing van artikel 253ha meerderjarig zijn verklaard.
Minderjarigen zijn echter niet altijd onbekwaam. De artikelen 1:234 en 1:235 geven een ruime mogelijkheid tot bekwaamheid bij het verrichten van rechtshandelingen.
Art. 1:234 BW: 1. Een minderjarige is, mits hij met toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger handelt, bekwaam rechtshandelingen te verrichten, voor zover de wet niet anders bepaalt. 2. De toestemming kan slechts worden verleend voor een bepaalde rechtshandeling of voor een bepaald doel. 3. De toestemming wordt aan de minderjarige verondersteld te zijn verleend, indien het een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten. Art. 1:235 BW: 1. Handlichting waarbij aan een minderjarige bepaalde bevoegdheden van een meerderjarige worden toegekend, kan wanneer de minderjarige de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, op zijn verzoek door de kantonrechter worden verleend. 2. Zij wordt niet verleend tegen de wil van de ouders voor zover deze het gezag over de minderjarige uitoefenen, met inachtneming nochtans van artikel 253a, eerste lid. 3. Bij het verlenen van handlichting bepaalt de kantonrechter uitdrukkelijk, welke bevoegdheden van een meerderjarige aan de minderjarige worden toegekend. Deze bevoegdheden mogen zich niet verder uitstrekken dan tot de gedeeltelijke of de gehele ontvangst van zijn inkomsten en de beschikking daarover, het sluiten van verhuringen en verpachtingen, het in een vennootschap deelnemen en het uitoefenen van een beroep of bedrijf. De minderjarige wordt echter door handlichting niet bekwaam tot het beschikken over registergoederen, effecten, of door hypotheek gedekte vorderingen.4.Hij kan ter zake van de handlichting zelf en van handelingen, waartoe hij krachtens de verkregen handlichting bekwaam is, eisende of verwerende in rechte optreden. Artikel 12 lid 1 van dit boek geldt voor die handelingen niet.
Ad (2), curandi:
Curatele is geregeld in art. 1:378 e.v. BW.
Art. 1:378 lid 1 BW: Een meerderjarige kan door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik, en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
Een persoon kan handelingsonbekwaam zijn omdat hij met een uitspraak van de rechtbank onder curatele is gesteld. Dat kan zijn vanwege een geestelijke stoornis, of wegens gewoonte van drank- of drugsmisbruik.
Ook bij curatele is het mogelijk dat iemand in sommige gevallen toch bekwaam is. Dat wordt geregeld in art. 1:381 BW.
Art. 1:381 BW: 1. De curatele werkt met ingang van de dag waarop zij is uitgesproken. In het geval, bedoeld in artikel 378, tweede lid, werkt de curatele met ingang van het tijdstip waarop de onder curatele gestelde meerderjarig wordt. 2. Van deze tijdstippen is de onder curatele gestelde onbekwaam rechtshandelingen te verrichten voor zover de wet niet anders bepaalt. 3. Een onder curatele gestelde is bekwaam rechtshandelingen te verrichten met toestemming van zijn curator, voor zover deze bevoegd is die rechtshandelingen voor de onder curatele gestelde te verrichten. De toestemming kan slechts worden verleend voor een bepaalde rechtshandeling of voor een bepaald doel. De toestemming voor een bepaald doel moet schriftelijk worden verleend. 4. Met betrekking tot aangelegenheden betreffende verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van een onder curatele gestelde zijn de artikelen 453 en 454 van dit boek van overeenkomstige toepassing. 5. Hij is bekwaam over gelden die zijn curator voor levensonderhoud te zijner beschikking heeft gesteld, overeenkomstig deze bestemming te beschikken. 6. In zaken van curatele is degene wiens curatele het betreft bekwaam in rechte op te treden en tegen een uitspraak beroep in te stellen.
Handelingsonbekwamen hebben steeds een wettelijk vertegenwoordiger (art. 1:247 BW, art. 1:337 BW, art. 1:383/386 BW).
Van handelingsbekwaamheid dient goed te worden onderscheiden het begrip handelingsbevoegdheid. De ratio daarvan is de bescherming van het rechtsverkeer.
Handelingsonbevoegdheid houdt in: de wettelijke bijzondere ongeschiktheid om incidenteel bepaalde rechtshandelingen te verrichten. Zie bijv. art. 3:43 dat betrekking heeft op verkrijging van goederen door onbevoegden, en let daarbij vooral ook op de strenge sanctie die door de wetgever is voorzien: nietigheid én schadeplichtigheid.
Art. 3:43 BW: 1. Rechtshandelingen die, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomende personen, strekken tot verkrijging door: a. rechters, leden van het openbaar ministerie, gerechtsauditeurs, griffiers, advocaten, deurwaarders en notarissen van goederen waarover een geding aanhangig is voor het gerecht, onder welks rechtsgebied zij hun bediening uitoefenen; b. ambtenaren, van goederen die door hen of te hunnen overstaan worden verkocht, of c. personen met openbaar gezag bekleed, van goederen die toebehoren aan het Rijk, provincies, gemeenten of andere openbare instellingen en aan hun beheer zijn toevertrouwd, zijn nietig en verplichten de verkrijgers tot schadevergoeding. 2. Lid 1 onder a heeft geen betrekking op uiterste wilsbeschikkingen, door een erflater ten voordele van zijn wettelijke erfgenamen gemaakt, noch op rechtshandelingen krachtens welke deze erfgenamen goederen der nalatenschap verkrijgen. 3. In het geval bedoeld in het eerste lid onder c is de rechtshandeling geldig, indien zij met Onze goedkeuring is geschied of het een verkoop in het openbaar betreft. Indien de rechtshandeling strekt tot verkrijging door een lid van de gemeenteraad of een wethouder, onderscheidenlijk de burgemeester komt de in de vorige zin bedoelde bevoegdheid tot goedkeuring toe aan gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de Commissaris van de Koning.
Een bijzondere vorm van handelingsonbevoegdheid in het goederenrecht wordt genoemd “beschikkingsonbevoegdheid”: de ongeschiktheid tot het overdragen of bezwaren van rechten op goederen (bijvoorbeeld: de failliet is op grond van de Faillissementswet beschikkingsonbevoegd.)