Goederenrecht vs. verbintenissenrecht

Binnen het vermogensrecht zijn twee deelgebieden te onderscheiden:

  • het goederenrecht,
  • het verbintenissenrecht.

Deze deelgebieden hebben elk een eigen karakter, en zijn eenvoudig uit elkaar te houden.

Het goederenrecht

Het goederenrecht bevat objectieve regels voor de vermogensrechtelijke verhouding tussen enerzijds mensen, en anderzijds objecten van vermogensrecht.

mens vermogensrechtelijk object

Men kan op basis van de objectieve regels van het goederenrecht bijvoorbeeld

  • het eigendomsrecht van een auto hebben (eigenaar zijn) of daarvan bezitter zijn
  • op een kostbare vaas een pandrecht vestigen
  • een stuk tuinbouwgrond in gebruik geven
  • een huis bezwaren met het recht van hypotheek
  • een recht van opstal vestigen op een stuk grond, of het in erfpacht uitgeven

De hierboven genoemde rechten (eigendom, pand, vruchtgebruik, opstal, etc.) die kunnen bestaan tussen mens en object van vermogensrecht, behoren tot het goederenrecht.

Het goederenrecht bevat een uitputtende regeling van alle relaties die mogelijk zijn tussen mens en object. Andere relaties zijn niet mogelijk. Dat betekent dat het goederenrecht een gesloten systeem is.

Buiten de in de wet uitgewerkte goederenrechtelijke relaties bestaan er geen andere.

Het verbintenissenrecht

Het verbintenissenrecht heeft als onderwerp: de vermogensrechtelijke verhoudingen die bestaan tussen mensen onderling (van mens tot mens).

verbintenissenrecht mens mens

Over het algemeen liggen de relaties tussen mensen en objecten (waar het goederenrecht over gaat) wel redelijk vast, uitzonderingen even daargelaten. Zo is bijvoorbeeld van vrijwel elke zaak wel een eigenaar aan te wijzen, en hetzelfde geldt voor andere goederenrechtelijke verhoudingen zoals erfpacht, vruchtgebruik, hypotheek, enz. De goederenrechtelijke verhoudingen liggen voor het grootste deel dus vast.

Dat betekent natuurlijk niet dat de goederenrechtelijke verhoudingen helemaal onveranderlijk zijn. Zo kun je bepaalde rechten aan een ander overdragen. Je kunt bijvoorbeeld de eigendom van je auto overdragen aan een nieuwe eigenaar. Of je kunt rechten “bezwaren” met “beperkte rechten”. Dat is precies wat er gebeurt op het moment dat je je eigendomsrecht van je huis bezwaart met een recht van hypotheek voor de bank om een lening te kunnen krijgen.

Voor het veranderen van de goederenrechtelijke verhoudingen moeten afspraken worden gemaakt tussen mensen. En daarmee komen we op het terrein van het verbintenissenrecht.

Als A eigenaar is van een auto, en B de eigendom van die auto wil verkrijgen, is het nodig dat hij daartoe tot overeenstemming komt met A. De afspraak die tussen A en B wordt gemaakt, wordt juridisch benoemd als een overeenkomst. In die overeenkomst spreken partijen af dat de eigendom van de auto van A zal worden overgedragen aan B.

Een dergelijke afspraak tussen A en B wordt beheerst door de regels van het verbintenissenrecht. Immers: het gaat om een rechtsbetrekking tussen personen.

Zo bekeken, gaat het verbintenissenrecht dus vooraf aan het goederenrecht. Pas op het moment dat A de auto aan B heeft overgedragen, eindigt het recht van A op de auto en wordt B de nieuwe eigenaar.

Wat is een verbintenis?

Als we de bovengenoemde afspraak tussen A en B nader onderzoeken, valt het volgende op. A neemt jegens B de plicht op zich om de auto in B aan eigendom over te dragen, en tegenover die plicht staat natuurlijk het recht van B op die overdracht.

Dat brengt ons op het kenmerk van het begrip verbintenis:

Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer personen, op grond waarvan de één recht heeft op een bepaalde prestatie, en de ander verplicht is tot het verrichten van die prestatie.

Vordering en schuld

Als je op die manier naar het begrip verbintenis kijkt, kun je daarin een onderscheid maken tussen een recht en een plicht. Zowel het recht als de plicht hebben betrekking op precies dezelfde prestatie: het overdragen van de auto. A heeft de plicht om de auto over te dragen en B heeft het recht om de auto overgedragen te krijgen.

  • Degene op wie de plicht rust, wordt ook wel de schuldenaar (debiteur) genoemd. A heeft een schuld aan B, namelijk een auto.
  • Degene die het recht heeft, wordt ook wel de schuldeiser (crediteur) genoemd. B heeft recht op de auto van A.

Het recht op een bepaalde prestatie (zoals de eigendomsoverdracht van een auto) en de verplichting van die ander tot het verrichten van diezelfde prestatie, vormen tezamen een verbintenis.

In het boven gegeven voorbeeld van de auto van A waarbij A en B hebben afgesproken dat daarvan de eigendom op B zal worden overgedragen, is A debiteur van de op hem rustende plicht tot overdracht, en is B crediteur ten opzichte van die overdracht.