Devolutieve werking van het appel

De devolutieve werking uitgelegd aan de hand van een eenvoudige casus

A procedeert in eerste aanleg tegen B. A heeft een vordering op B. B heeft drie verweren:

  • een primair verweer
  • een subsidiair verweer
  • en een meer subsidiair verweer.

Stel: de rechtbank verwerpt het primaire verweer, maar honoreert het subsidiaire verweer en wijst daarom de vordering af. Aan het meer subsidiaire verweer komt de rechtbank niet toe.

A gaat hiervan vervolgens in hoger beroep en richt zijn grieven tegen het honoreren van het subsidiaire verweer.

Wat geldt er nu met betrekking tot het primaire en het meer subsidiaire verweer? Aangezien het geding in hoger beroep zich beperkt tot de grieven, valt het primaire en meer subsidiaire verweer dus buiten de grieven. Die zal A immers alleen maar richten tegen de beslissing omtrent het subsidiaire verweer. De rest zou dus in beginsel buiten de rechtsstrijd in hoger beroep vallen, vanwege het grievenstelsel.

Maar A mag zich in zoverre nog niet veilig wanen! Het hoger beroep behelst namelijk een volle toetsing. Het hof is immers een feitenrechter en het hele geding wordt in feite opnieuw overgedaan. En dat houdt in dat bij het slagen van de grief met betrekking tot het subsidiaire verweer, het hof alsnog ambtshalve de primaire en meer subsidiaire verweren moet onderzoeken. Dat is de kern van de devolutieve werking van het hoger beroep. Als A verstandig is, betrekt hij dat in zijn overwegingen of een appel uiteindelijk kansrijk is!

Devolutieve werking is beperkt tot het door de grieven ontsloten gebied

De devolutieve werking is beperkt tot alles waartoe de grieven in hoger beroep aanleiding geven voor bespreking door het hof. Het zijn de grieven die, op de hierboven beschreven manier, aanleiding kunnen geven voor het hof om ambtshalve in te gaan op andere verweren en gronden die in eerste aanleg zijn besproken, ook als daarover door de wederpartij niet zelf is gegriefd (omdat hij op die onderdelen al had gewonnen in eerste aanleg).

Niemand zal immers snel zelf grieven richten tegen onderdelen waarop hij in eerste aanleg al gelijk had gekregen! Het kan echter gebeuren dat A op twee van de drie onderdelen gelijk krijgt in eerste aanleg, en dus alleen tegen onderdeel drie in hoger beroep een grief richt. Als A vervolgens wint in hoger beroep, zal de rechter daarom B als het ware ‘een handje helpen’ en zijn gronden en verweren in eerste aanleg alsnog ambtshalve in de rechtsstrijd in hoger beroep betrekken. Anders zou B mogelijk ten onrechte de procedure verliezen omdat hij niet heeft gegriefd tegen onderdelen waarop hij in eerste aanleg tóch al had gewonnen, en als gevolg van het grievenstelsel (de rechtsstrijd in hoger beroep is beperkt tot de grieven) zou hij dan alsnog verliezen als de rechter niet ambtshalve alsnog zijn andere gronden en verweren uit de eerste aanleg alsnog in de rechtsstrijd zou betrekken.

Als het hof dit nalaat (wat in de praktijk nog wel eens wil gebeuren), levert dit overigens een uitstekende grond voor cassatie op bij de Hoge Raad. Sterker nog, als de Hoge Raad in een arrest de zinsnede gebruikt “het hof heeft zijn taak als appelrechter miskend”, is in de praktijk de kans groot dat het is gegaan over het ten onrechte niet toepassen van de devolutieve werking.

Zeer beknopte samenvatting

Weliswaar onder weglating van een grote hoeveelheid details, zou je de devolutieve werking in beginsel als volgt kunnen samenvatten:

  • tegen de onderdelen waarop de geïntimeerde in eerste aanleg heeft gewonnen, zal hij zelf niet snel een grief richten;
  • daarom zullen deze onderdelen, als een van de grieven van de appellant slaagt, alsnog ambtshalve door het hof in de rechtsstrijd worden betrokken.