Verbintenissenrecht I
Verbintenissenrecht II
Goederenrecht

Causaliteit: eigen schuld en medeschuld

Eigen schuld (art. 6:101 BW)

Wanneer de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de schadevergoedingsverplichting van de dader dienovereenkomstig verminderd. Eigen ‘schuld’ betreft derhalve een causaliteitskwestie: zijn er, behalve de gedragingen van de aansprakelijke, ook andere aan het slachtoffer toe te rekenen oorzaken voor het intreden van de schade aan te wijzen?

Art. 6:101 lid 1 BW:

1. Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.

Uitgangspunten bij eigen schuld:

  1. de gedraging van een ander heeft schade teweeggebracht.
  2. aan de benadeelde kan een omstandigheid worden toegerekend die (ook) condicio sine qua non is voor het intreden van de schade.
  3. de vergoedingsplicht van de aansprakelijke wordt verminderd in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden hebben bijgedragen tot de schade; uitgangspunt is een (evenredige) verdeling van de schade.
  4. wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval kan de billijkheid vereisen dat een niet-evenredige verdeling plaatsvindt, of dat de plicht tot schadevergoeding geheel op één der partijen wordt gelegd (de zgn. billijkheidscorrectie).

Bij de ad 2 bedoelde toerekening moet niet de vraag worden gesteld of de benadeelde jegens een derde aansprakelijk zou kunnen worden gesteld in het hypothetische geval dat niet hij, maar de derde de schade had ondervonden. Het gaat hier om een begrip met een zelfstandige inhoud.

Voorbeelden:

  • eigen fouten, eigen risicovol gedrag
  • fouten of gedragingen van personen die zich bevinden in de risicosfeer van de benadeelde, zoals echtgenoot, kinderen, ondergeschikten en houders (art. 6:101 lid 2 BW)
Art. 6:101 lid 2 BW:

Betreft de vergoedingsplicht schade, toegebracht aan een zaak die een derde voor de benadeelde in zijn macht had, dan worden bij toepassing van het vorige lid omstandigheden die aan de derde toegerekend kunnen worden, toegerekend aan de benadeelde.
  • omstandigheden die (de kans op) schade verhogen, zoals de bijzondere kwetsbaarheid van een zaak
  • het achterwege laten van schadebeperkende maatregelen. Op deze wijze wordt de plicht tot schadebeperking geconstrueerd: het niet beperken van schade kan leiden tot ‘eigen schuld’, terwijl de kosten van schadebeperking als schade kunnen worden verhaal op de wederpartij (art. 6:96 lid 2 sub a BW).
Art. 6:96 lid 2 aanhef en sub a BW:

Als vermogensschade komen mede voor vergoeding in aanmerking:

a. redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, mocht worden verwacht;

Met name bij ongevallen in het gemotoriseerd verkeer waarbij een voetganger of fietser als benadeelde is betrokken, vindt een vergaande toepassing van de billijkheidscorrectie plaats. Grofweg houdt de jurisprudentie van de Hoge Raad ten aanzien van kinderen jonger dan 14 jaar in dat de billijkheid meebrengt dat aan de gemotoriseerde 100% van de schade wordt toegerekend, behoudens gevallen van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid van het slachtoffer. Bij voetgangers of fietsers van 14 jaar en ouder geldt dat – behoudens opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid – tenminste 50% van de schade door de gemotoriseerde dient te worden gedragen. Zie ook de blog over Aansprakelijkheid en schadevergoeding in het verkeer (art. 185 WVW).

Medeschuld (art. 6:102 BW)

Medeschuld betreft de situatie dat twee of meer personen aansprakelijk zijn voor de schade van een derde. Het moet hierbij steeds gaan om dezelfde schade. Niet is vereist dat de aansprakelijkheid steeds is ontstaan uit eenzelfde rechtsbron, en samenloop tussen onrechtmatige daad en tekortkoming is dus zeer wel denkbaar. Voorbeeld: een automonteur beschadigt op onzorgvuldige wijze een ter reparatie afgegeven auto, als gevolg waarvan zijn werkgever toerekenbaar tekortschiet jegens de opdrachtgever.

Art. 6:102 lid 1 BW:

1. Rust op ieder van twee of meer personen een verplichting tot vergoeding van dezelfde schade, dan zijn zij hoofdelijk verbonden. Voor de bepaling van hetgeen zij krachtens artikel 10 in hun onderlinge verhouding jegens elkaar moeten bijdragen, wordt de schade over hen verdeeld met overeenkomstige toepassing van artikel 101, tenzij uit wet of rechtshandeling een andere verdeling voortvloeit.

Gevolgen van medeschuld:

  • extern: elk van de aansprakelijken is hoofdelijk verbonden;
  • intern: de onderlinge draagplicht van elk van de aansprakelijken wordt bepaald aan de hand van de evenredigheidsmaatstaf van art. 6:101 BW (causaliteitsmaatstaf met de billijkheidscorrectie), tenzij de wet of overeenkomst een andere regeling inhoudt.