Verbintenissenrecht I
Verbintenissenrecht II
Goederenrecht

Causaliteit: definitie

Vestigingsfase en omgangsfase

Binnen het begrip causaliteit zijn twee fasen te onderscheiden:

(1) Vestiging van de aansprakelijkheid: aanwezigheid van een ononderbroken causale keten tussen daad en schade (het zgn. condicio sine qua non-verband).

Zie de woorden “daardoor” en “dientengevolge” in art. 6:74 BW resp. 6:162 BW.

Art. 6:74 lid 1 BW:

Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
Art. 6:162 lid 1 BW:

Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.

(2) Bepaling van de omvang van de aansprakelijkheid (d.w.z. toerekening van de schade aan de schuldenaar; art. 6:98 BW).

Art. 6:98 BW:

Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.

Bewijslast

Uitgangspunt is dat de benadeelde het condicio sine qua non-verband bewijst.

Uitzondering op grond van de omkeringsregel van de Hoge Raad: de geschonden norm strekt tot voorkoming van een specifiek gevaar voor het ontstaan van schade, en de normschending vergroot dat gevaar in het algemeen aanmerkelijk. Het condicio sine qua non-verband wordt dan aangenomen, tenzij de aangesprokene aantoont dat de schade ook zonder zijn daad zou zijn ontstaan.

Staat het condicio sine qua non-verband eenmaal vast, dan is het aan de aangesprokene om feiten te stellen (en te bewijzen) waaruit kan volgen dat de gevorderde schadeposten wegens een te ver verwijderd causaal verband niet (volledig) aan de aangesprokene dienen te worden toegerekend (HR Nacap/Shellfish).

Causaliteitstheorieën

Hieromtrent zijn meerdere causaliteitstheorieën ontwikkeld zoals de adequatieleer (HR Haagse Post) en de toerekening naar redelijkheid (HR Waterwingebied).

De wetgever spreekt zich in art. 6:98 met betrekking tot de causaliteitstheorieën niet uit voor een bepaalde keuze (zie het woord “mede”).

Art. 6:98 BW:

Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.

Veelal worden vuistregels gehanteerd voor de toerekening, zoals:

  • betreft het verkeers- of veiligheidsnormen (HR Aangeraden hartpatiënt)
  • is er schuldaansprakelijkheid (of risico?)
  • behoort de schade tot de te verwachten (voorzienbare) gevolgen van de daad (dit is de ‘oude’ adequatieleer; ook wel de leer van de adequate veroorzaking)
  • is er materiële of immateriële schade

Eigen schuld en medeschuld

Let op:

  • Eigen schuld van de gelaedeerde (art. 6:101 BW) leidt tot matiging van de schadeplicht voor de dader (zie het volgende onderdeel).
Art. 6:101 lid 1 BW:

1. Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.
  • Medeschuld van meerdere daders (art. 6:102 BW) leidt tot hoofdelijkheid (extern), en intern tot regres (zie het volgende onderdeel).
Art. 6:102 BW:

1. Rust op ieder van twee of meer personen een verplichting tot vergoeding van dezelfde schade, dan zijn zij hoofdelijk verbonden. Voor de bepaling van hetgeen zij krachtens artikel 10 in hun onderlinge verhouding jegens elkaar moeten bijdragen, wordt de schade over hen verdeeld met overeenkomstige toepassing van artikel 101, tenzij uit wet of rechtshandeling een andere verdeling voortvloeit.