Art. 6:1 BW: alle verbintenissen vloeien voort uit de wet (dat wil zeggen: zijn op enigerlei wijze terug te voeren op de wet; direct of indirect).
Art. 6:1 BW: Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit.
Te onderscheiden:
De wet is de bron van verbintenissen bij onder meer:
De wet verwijst naar de bron van verbintenissen bij onder meer:
Hoewel dat niet letterlijk uit art. 6:1 BW of elders uit de wet voortvloeit, kan een verbintenis eveneens ontstaan indien dit “past in het stelsel van de wet en aansluit bij de in de wet geregelde gevallen” (zo wordt het vermeld in jurisprudentie en in de MvA GO boek 6).
Het is nog de vraag of uit louter redelijkheid en billijkheid verbintenissen kunnen ontstaan. In het algemeen wordt aangenomen van niet. Sommigen menen dat in het arrest Plas/Valburg hiervoor een aanknopingspunt kan worden gevonden (verbintenissen in de precontractuele fase). Anderen baseren de in dat arrest toegewezen vordering op het leerstuk van de onrechtmatige daad.