Wanneer tussen partijen is bedongen dat de debiteur die tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen, gehouden is tot het betalen van een contractueel vastgelegde geldsom of het verrichten van een andere prestatie, spreekt men van een boetebeding (art. 6:91 BW).
Onverschillig is daarbij of de boete strekt tot vergoeding van schade, of als prikkel tot nakoming.
Art. 6:91 BW: Als boetebeding wordt aangemerkt ieder beding waarbij is bepaald dat de schuldenaar, indien hij in de nakoming van zijn verbintenis tekortschiet, gehouden is een geldsom of een andere prestatie te voldoen, ongeacht of zulks strekt tot vergoeding van schade of enkel tot aansporing om tot nakoming over te gaan.
Art. 6:92 lid 3 BW: De schuldeiser kan geen nakoming vorderen van het boetebeding, indien de tekortkoming niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend.
Art. 6:93 BW: Voor het vorderen van nakoming van het boetebeding is een aanmaning of een andere voorafgaande verklaring nodig in dezelfde gevallen als deze is vereist voor het vorderen van schadevergoeding op grond van de wet.
NB: bovenstaande regels zijn van regelend recht, en in de praktijk wordt er veelvuldig contractueel van afgeweken zodat naast de boete vaak wel nakoming of schadevergoeding kan worden gevorderd.
Het boetebeding heeft géén invloed op de bevoegdheid tot ontbinding.
Art. 92 lid 1 BW: De schuldeiser kan geen nakoming vorderen zowel van het boetebeding als van de verbintenis waaraan het boetebeding verbonden is.
Art. 92 lid 2 BW: Hetgeen ingevolge een boetebeding verschuldigd is treedt in de plaats van de schadevergoeding op grond van de wet.