Verbintenissenrecht I
Verbintenissenrecht II
Goederenrecht

Beperkte rechten

Met betrekking tot de beperkte rechten geldt een limitatief systeem (art. 3:81 BW). Men moet dus gebruik maken van de wettelijke rechtsfiguren om absolute werking te verkrijgen.

Art. 3:81 lid 1 BW:

Hij aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen. Hij kan ook zijn recht onder voorbehoud van een zodanig beperkt recht overdragen, mits hij de voorschriften zowel voor overdracht van een zodanig goed, als voor vestiging van een zodanig beperkt recht in acht neemt.

Wil men desalniettemin werking jegens derden creëren buiten de bestaande rechtsfiguren om, dan zal men – verbintenisrechtelijk – zijn toevlucht moeten nemen tot kettingbedingen of de kwalitatieve verplichting als geregeld in art. 6:252 BW.

Art. 6:252 lid 1 BW:

Bij een overeenkomst kan worden bedongen dat de verplichting van een der partijen om iets te dulden of niet te doen ten aanzien van een haar toebehorend registergoed, zal overgaan op degenen die het goed onder bijzondere titel zullen verkrijgen, en dat mede gebonden zullen zijn degenen die van de rechthebbende een recht tot gebruik van het goed zullen verkrijgen.

Beperkte zekerheidsrechten:

Pand en hypotheek (art. 3:227 BW e.v.)

Beperkte gebruiks- of genotsrechten:

  • Erfdienstbaarheden (art. 5:70 BW): last waarmee het dienende erf is bezwaard ten opzichte van het heersende erf. Accessoir recht.
Art. 5:70 BW:

1. Een erfdienstbaarheid is een last, waarmede een onroerende zaak - het dienende erf - ten behoeve van een andere onroerende zaak - het heersende erf - is bezwaard.

2. In de akte van vestiging van een erfdienstbaarheid kan aan de eigenaar van het heersende erf de verplichting worden opgelegd aan de eigenaar van het dienende erf op al dan niet regelmatig terugkerende tijdstippen een geldsom - de retributie - te betalen.

Inhoud: dulden of niet doen; bij uitzondering: doen (art. 5:71 BW).

Art. 5:71 BW:

1. De last die een erfdienstbaarheid op het dienende erf legt, bestaat in een verplichting om op, boven of onder een der beide erven iets te dulden of niet te doen. In de akte van vestiging kan worden bepaald dat de last bovendien een verplichting inhoudt tot het aanbrengen van gebouwen, werken of beplantingen die voor de uitoefening van die erfdienstbaarheid nodig zijn, mits deze gebouwen, werken en beplantingen zich geheel of gedeeltelijk op het dienende erf zullen bevinden.

2. De last die een erfdienstbaarheid op het dienende erf legt, kan ook bestaan in een verplichting tot onderhoud van het dienende erf of van gebouwen, werken of beplantingen die zich geheel of gedeeltelijk op het dienende erf bevinden of zullen bevinden.

Naburigheid is géén vereiste.
Erfdienstbaarheden kunnen worden gezien als uitzonderingen op de regels die gelden op grond van het burenrecht (art. 5:37 BW e.v.).

Art. 5:37 BW:

De eigenaar van een erf mag niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 162 van Boek 6 onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen zoals door het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen, door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen van steun.
  • Opstalrecht (art. 5:101 BW): doorbreking van verticale natrekking; veelal accessoir aan (zakelijk) gebruiksrecht (art. .5:101 lid 2 BW).
Art. 5:101 BW:

1. Het recht van opstal is een zakelijk recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen.

2. Het recht van opstal kan zelfstandig dan wel afhankelijk van een ander zakelijk recht of van een recht van huur of pacht op de onroerende zaak worden verleend.

3.In de akte van vestiging kan de opstaller de verplichting worden opgelegd aan de eigenaar op al dan niet regelmatig terugkerende tijdstippen een geldsom - de retributie - te betalen.
  • Erfpacht (art. 5:85 BW): voortdurend houderschap en gebruik van een onroerende zaak.
    Canon in het BW niet meer verplicht. Erfpacht wordt veelal gebruikt als middel van (grond-)politiek.
Art. 5:85 BW:

1. Erfpacht is een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders onroerende zaak te houden en te gebruiken.

2. In de akte van vestiging kan aan de erfpachter de verplichting worden opgelegd aan de eigenaar op al dan niet regelmatig terugkerende tijdstippen een geldsom - de canon - te betalen.
  • Vruchtgebruik (art. 3:201 BW): genotsrecht van eens anders roerende of onroerende zaak met beperkte duur; nooit langer dan het leven van de (eerste) vruchtgebruiker.
    Gebruik en bewoning: species van het genus vruchtgebruik; niet-overdraagbaar.
Art. 3:201 BW:

Vruchtgebruik geeft het recht om goederen die aan een ander toebehoren, te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten.
  • Appartementsrecht (art. 5:106 BW): aandeel in de eigendom van een gebouw, met bevoegdheid tot exclusief gebruik van een gedeelte ervan.
Art. 5:106 BW:

1. Een eigenaar, erfpachter of opstaller is bevoegd zijn recht op een gebouw met toebehoren en op de daarbij behorende grond met toebehoren te splitsen in appartementsrechten.