Controlevragen

De art. 3:33 BW – 3:35 BW definiëren het klassieke drieluik: wil, verklaring en vertrouwen. De op een rechtsvervolg gerichte subjectieve wil komt tot uiting in de partijverklaring vastgelegd in een akte waarop de wederpartij gerechtvaardigd mag vertrouwen. Art. 157 lid 2 Rv sluit bij deze wetsbepalingen uit Boek 3 BW aan. Volgens dit wetsartikel levert een onderhandse akte ten aanzien van de verklaring van de partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van de verklaring.

Gesteld dat één van de betrokken partijen bij een onderhandse akte de gebondenheid aan de akte stellig betwist. Welk element van een onderhandse akte levert bij een dergelijke betwisting dan géén dwingend bewijs van de akte op?

Verhuurder Jan Wolters en huurder Ben Geurtsen hebben een huurovereenkomst gesloten betreffende een woonruimte. Na opzegging van de huurovereenkomst door Geurtsen ontstaat tussen Wolters en hem een conflict over de staat waarin Geurtsen het gehuurde heeft ontvangen. Bij het aangaan van de huurovereenkomst is door Wolters en Geurtsen een onderhandse akte opgesteld welke inhoudt dat Geurtsen het gehuurde niet in slechte staat heeft ontvangen.

Dient de rechter op grond van deze onderhandse akte aan te nemen dat Geurtsen het gehuurde in uitstekende staat heeft ontvangen?

Cornelissens is in een procedure verwikkeld met Portland. Ter onderbouwing van zijn stellingen legt Cornelissens een tussen partijen opgemaakte en door partijen ondertekende handgeschreven overeenkomst over.

Is de rechter verplicht de inhoud van de handgeschreven overeenkomst voor waar aan te nemen?

Chemut BV heeft een overeenkomst gesloten met DFU BV waarin DFU tegen vergoeding containers voor Chemut zal vervoeren. In de overeenkomst heeft DFU de Fenex-voorwaarden van toepassing verklaard. De Fenex-voorwaarden bevatten een arbitragebeding.

Tussen partijen ontstaat een geschil. Chemut adiëert voor dit geschil de rechtbank Rotterdam. DFU betoogt evenwel dat de rechtbank Rotterdam onbevoegd is vanwege het arbitragebeding. Volgens Chemut zijn de Fenex-voorwaarden niet van toepassing, omdat deze niet (voor of bij het sluiten van de overeenkomst) zijn overeengekomen. Tussen partijen is niet in geschil dat zij beide elke pagina van de overeenkomst hebben geparafeerd en de laatste pagina hebben ondertekend.

Welke stelling is juist?

De overeenkomst is te duiden als een onderhandse akte op grond van …

Levert een notariële akte in alle gevallen dwingend bewijs op?

Koen Pieters laat door Bouw BV een huis bouwen voor €200.000. Terzake wordt overeenkomst A opgesteld. Tijdens de bouw komen partijen overeen dat aanvullende werkzaamheden zullen worden verricht. Hiervoor wordt tussen partijen overeenkomst B opgesteld.

Pieters en Bouw BV krijgen een geschil omtrent de vraag hoeveel Pieters uiteindelijk in totaal verschuldigd is. Bouw BV brengt in het geding het origineel van overeenkomst A en, nu het origineel daarvan onvindbaar is, een kopie van overeenkomst B. Pieters ontkent dat de handtekening onder overeenkomst B van hem afkomstig is.

Welke bewijskracht hebben overeenkomst A en de kopie van overeenkomst B?

Maartje Schippers koopt van Leo Bouwman een woonhuis, waarbij Schippers in de veronderstelling verkeerde dat sprake was van een erfdienstbaarheid, te weten een achterom over de grond van de buurman. De buurman geeft echter direct te kennen dat de betreffende grond volledig aan hem toebehoort en dat van enige erfdienstbaarheid zeker geen sprake is. Schippers wijst echter op de door de notaris gepasseerde en in het register ingeschreven akte van levering, waarin de erfdienstbaarheid expliciet genoemd wordt. Schippers dagvaardt de buurman teneinde de erfdienstbaarheid in rechte af te dwingen en brengt de bewuste notariële akte in het geding.

Welke bewijskracht komt deze akte in dit geval jegens de buurman toe?

Wim van Gaal en Janneke Barends hebben een geschil omtrent het al dan niet bestaan van een recht van overpad. Van Gaal, die stelt dat hem een recht van overpad toekomt, brengt ter zake in het geding:

• een door hem en Barends ondertekende overeenkomst, waarbij Barends hem voor de duur van zes maanden een recht van overpad heeft verleend;
• een notariële akte waarin Barends een eeuwigdurend recht van overpad verleent aan Smits, de vorige eigenaar van de woning van Van Gaal.

Welke bewijskracht komt tussen partijen Van Gaal en Barends toe aan de in het geding gebrachte overeenkomst alsmede aan de notariële akte?

Karel Alblas en Stefan Bos zijn buren. Zij spreken af dat Alblas een recht van overpad krijgt over het perceel van Bos en leggen dit vast in een schriftelijke overeenkomst.

Alblas verkoopt vervolgens zijn huis aan Mark Cohen. Cohen maakt aanspraak op het recht van overpad bij Bos, maar Bos betwist dat Cohen een recht van overpad heeft. Cohen start daarop een procedure tegen Bos en beroept zich op de overeenkomst die Alblas en Bos hadden gesloten.

Heeft de overeenkomst die Alblas en Bos hebben gesloten bewijskracht in de procedure tussen Bos en Cohen?

Export B.V. verkoopt en levert een bedrijfsgebouw aan Willem B.V. voor een bedrag van € 300.000. In de notariële transportakte staat dat Export B.V. aan Willem B.V. algehele kwijting verleent, omdat de koopsom geheel is betaald. Een jaar later heeft Export B.V. een nieuwe directeur. Export B.V. dagvaardt Willem B.V. en vordert € 100.000 omdat Willem B.V. slechts € 200.000 van de koopprijs zou hebben betaald. Als advocaat van Willem B.V. hebt u als verweer gevoerd dat Willem B.V. de hele koopprijs wel heeft betaald en dat de vordering moet worden afgewezen.

Tijdens de comparitie van partijen stelt de rechter dat hij Willem B.V. een bewijsopdracht zal geven om aan te tonen dat zij dit deel van de koopsom ook heeft betaald. De rechter vraagt u om een reactie.

Wat is een juiste reactie?

Arthur de Vries heeft een woning gekocht van Bilal Yildirim. Na de levering ontstaat een geschil tussen De Vries en Cornelia Hoekstra, de eigenaresse van het perceel naast de woning. Het geschil gaat over een erfdienstbaarheid ten gunste van de door De Vries gekochte woning, die zou zijn gevestigd ten laste van het perceel van Hoekstra. Hoekstra betwist het bestaan van de erfdienstbaarheid. De notaris heeft de erfdienstbaarheid, waarop De Vries zich beroept, via het kadaster opgemerkt en opgenomen in de leveringsakte die is gepasseerd tussen De Vries en Yildirim. De Vries start een procedure tegen Hoekstra en beroept zich daarbij op deze notariële akte.

Heeft deze notariële akte dwingende bewijskracht in de procedure voor wat betreft de opname van de erfdienstbaarheid in de openbare registers?