15-2-2019 gesloten vragen

In een bodemprocedure tussen Frans de Groot als eiser en Lisette Varenkamp als gedaagde, overweegt de rechter in een tussenvonnis dat op De Groot de bewijslast rust ten aanzien van een van zijn stellingen. Vervolgens bepaalt de rechter dat hij het voorshands aannemelijk acht dat deze stelling van De Groot juist is.

Wat is hiervan het gevolg?

Op enig moment heeft een ongeval plaatsgevonden tussen Aalbers, Berendsen en Cornelissen. De schade van Aalbers valt mee en hij ziet dan ook af van het treffen van rechtsmaatregelen tegen Cornelissen die, op het eerste gezicht, veroorzaker van het ongeval lijkt.

Later komt Aalbers er achter dat tussen Berendsen en Cornelissen een procedure heeft gelopen waarin door een deskundige is vastgesteld dat Cornelissen inderdaad de veroorzaker was. Cornelissen heeft later in deze procedure ook nog erkend veroorzaker te zijn. Aalbers wil, nu de kans op succes groot lijkt, toch een procedure opstarten tegen Cornelissen en in die procedure zowel het deskundigenbericht als de gerechtelijke erkenning als bewijs inbrengen.

Leveren in de op te starten procedure zowel het deskundigenbericht als de gerechtelijke erkenning dwingend bewijs op?

Driessen koopt van De Groot een woning. In de getekende koopovereenkomst is opgenomen dat de overeenkomst ontbonden kan worden indien binnen een jaar voor meer dan € 25.000 aan gebreken wordt ontdekt. Kort na aankoop, constateert Driessen een aantal gebreken en vordert hij ontbinding. De Groot stelt dat het totaal aan gebreken nooit de € 25.000 kan overschrijden. In de daarop volgende procedure benoemt de rechtbank een deskundige die de gebreken dient te beoordelen. De deskundige waardeert de gebreken op € 50.000. Driessen beroept zich in de bewijsvoering op de getekende koopovereenkomst en op het deskundigenbericht.

Wat is bewijsrechtelijk juist?

Vince Damen en Luna Moorman zijn in een procedure verwikkeld, waarbij Damen onder meer een bedrag van €10.000 van Moorman vordert. Tijdens de comparitie van partijen erkent Moorman Damen €10.000 verschuldigd te zijn. Tijdens een daarop volgend getuigenverhoor verklaart Moorman, ter aanvulling van onvolledig bewijs, dat, hoewel zij nog €10.000 verschuldigd is, zij ook nog een vordering van €5.000 heeft op Damen.

Wat is de bewijsrechtelijke waarde van de erkentenis en de getuigenverklaring?

Tijdens een comparitie van partijen in een civiele procedure legt een deskundige een verklaring af.

Heeft deze verklaring dwingende bewijskracht?

Kyan Johnson leent € 100.000 van Han Peters. Johnson stelt daartoe een overeenkomst op zijn computer op, waarin Johnson opneemt dat hij een bedrag van € 100.000 verschuldigd is aan Peters. Johnson ondertekent de overeenkomst digitaal en stuurt de ondertekende overeenkomt per mail aan Peters. Peters print de overeenkomst uit, zet zijn handtekening met pen eronder, scant daarna de overeenkomst en mailt de overeenkomt terug naar Johnson. Enige tijd later start Peters een procedure tegen Johnson waarin Peters betaling van het bedrag van € 100.000 vordert omdat Johnson het bedrag niet binnen de afgesproken termijn heeft terugbetaald.

Heeft in deze procedure de schriftelijke overeenkomst dwingende bewijskracht?