Peeters/Gatzen-arrest

HR 14 januari 1983, NJ 1983, 597

ECLI:NL:PHR:1983:AG4521

NB: zie vooral onze bijdrage over de Peeters/Gatzen-vordering, waarin dieper wordt ingegaan op de materie en waar ook andere relevante jurisprudentie wordt besproken, zoals de arresten Lunderstädt/De Kok en De Bont/Bannenberg.

Naast een beroep op de pauliana kan de curator in een faillissement soms ook op andere gronden optreden tegen de benadeling van de schuldeisers.

Een paulianeuze rechtshandeling kan namelijk onder omstandigheden ook aanleiding zijn voor een vordering van de curator op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) jegens een derde die bij de benadeling betrokken is. Wie kan die derde zijn?

  • Die derde kan een wederpartij bij de rechtshandeling zijn,
  • maar ook een ander die bij de rechtshandeling betrokken is.

Bij de keuze tussen optreden op grond van pauliana of op grond van onrechtmatige daad heeft de curator een ruime beleidsvrijheid.

De gevolgen van een beroep op pauliana of op onrechtmatige daad zijn in beginsel verschillend:

  • Bij een beroep op pauliana wordt de omstreden rechtshandeling namelijk vernietigd en moet hetgeen door de vernietigde rechtshandeling uit het vermogen van de schuldenaar is gegaan aan de curator worden teruggegeven (vermogensreconstructie).
  • Bij onrechtmatige daad vindt geen vernietiging plaats maar wordt schadevergoeding toegekend (art. 6:103 BW) met het doel de boedel weer in de toestand te brengen alsof de onrechtmatige gedraging niet had plaatsgevonden.

Peeters/Gatzen-vordering

De curator is bevoegd om ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers een derde, die betrokken is bij benadeling van schuldeisers, aan te spreken op grond van onrechtmatige daad. Deze vordering van de curator, waarover hij in eigen naam ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers kan beschikken, wordt ook wel de Peeters/Gatzen-vordering genoemd.

Wanneer een curator een dergelijke vordering instelt, doet hij dat ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. In het geval dat vorderingen die al bestonden ten tijde van de benadelingshandeling, nog voor het faillissement voldaan zijn, zodat de benadeling alleen schuldeisers raakt van wie de vorderingen pas na die handeling zijn ontstaan, is er sprake van benadeling van de gezamenlijke schuldeisers en is de curator dus bevoegd een Peeters/Gatzen-vordering in te stellen.

De Peeters/Gatzen-vordering richt zich tegen “de derde die bij de benadeling betrokken is”. Dit is meestal de partij met wie de gefailleerde de betreffende onrechtmatige handeling heeft verricht. De opbrengst van een Peeters/Gatzen-vordering, evenals de opbrengst als gevolg van vernietiging op grond van pauliana, valt in de boedel.

Ondanks dat de opbrengst van de vordering in de boedel valt, valt de vordering zelf niet in de boedel. De vordering komt namelijk toe aan de gezamenlijke schuldeisers.

Het feit dat de curator bevoegd is tot het instellen van een Peeters/Gatzen-vordering neemt niet weg dat individuele schuldeiser naast de curator zelf ook bevoegd blijven om de vordering uit hoofde van onrechtmatige daad tegen de derde in te stellen. Het doet er daarbij niet toe of de curator van deze bevoegdheid gebruik maakt of niet. Het kan om praktische redenen wel handig zijn dat eerst beslist wordt op de vordering van de curator en daarna op die van individuele schuldeisers.

Peeters/Gatzen-vordering in concernverband

De Peeters/Gatzen-vordering kan ook bij aansprakelijkheid in concernverband relevant zijn. Een moedervennootschap kan op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn jegens de schuldeisers van haar dochter (doorbraak van aansprakelijkheid).

We zetten hieronder een paar omstandigheden op een rij die kunnen leiden tot een doorbraak van aansprakelijkheid, met verwijzing naar enkele arresten waarin deze omstandigheden naar voren kwamen.

  • Het wekken van schijn van kredietwaardigheid.

    Met het voortzetten van verliesgevende activiteiten kan ook de schijn van kredietwaardigheid worden gewekt.
    Zie het Osby-arrest, HR 25 september 1981, ECLI:NL:PHR:1981:AG4232.
  • Het voortzetten van verliesgevende activiteiten.

    Hier is ook sprake van wanneer een moeder aansprakelijk wegens het schenden van haar zorgplicht is omdat zij als houdstermaatschappij en bestuurder van haar dochters een concernstructuur heeft opgezet met inherente risico’s voor de crediteuren van de failliet en zij die crediteuren daar niet voor die risico’s gewaarschuwd heeft maar er voor kiest om verliesgevende activiteiten voort te zetten.
    Zie Albada/Jelgersma, HR 19-02-1988, ECLI:NL:PHR:1988:AG5761, en het Comsys-arrest, HR 11-09-2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4033.
  • Selectieve betaling.

    Van selectieve betaling is sprake wanneer een schuldeiser wordt voldaan met voorrang boven andere schuldeisers in het zich van faillissement.
  • Ongeoorloofde vermogensonttrekking.

    Een besluit van een moeder tot een dividenduitkering die praktisch alle reserves van de dochter doet verdwijnen, en waarbij de moeder die vordering op de dochter aan een derde overdraagt is een vorm van ongeoorloofde vermogens onttrekking.

    Zie Coral/Stalt, HR 12-06-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2669, en Nimox/Van den End q.q., HR 08-11-1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0401.
  • Misbruik van identiteitsverschil.

    Uit dit alles vallen twee belangrijke twee belangrijke elementen te destilleren die steeds terugkomen. Er moet wetenschap van benadeling zijn en benadeling had voorkomen kunnen worden. Bij wetenschap van benadeling is het van belang in welke mate de moeder inzicht en zeggenschap heeft over het beleid van haar dochter. Wanneer vast komt te staan dat de moeder zich intensief en indringend met het beleid van haar dochter heeft bemoeid, kan wetenschap van benadeling bij de dochter worden toegerekend aan de moeder. Wanneer de moeder wetenschap heeft van benadeling moet zij de nodige maatregelen nemen om verdere benadeling te voorkomen. Ze moet hier echter wel toe in staat zijn.

    Bij faillissement van een dochter zal de curator dus onderzoeken of hij een Peeters/Gatzen-vordering kan instellen tegen de moeder. Daarvoor zal hij eerst moeten onderzoeken of de moeder op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is jegens de schuldeisers van haar (failliete) dochter. Als de moeder onrechtmatig gehandeld blijkt te hebben moet de curator beoordelen of het belang van de gezamenlijke schuldeisers in het geding is. Hij mag, zoals eerder gezegd, namelijk alleen opkomen voor het belang van alle schuldeisers, en niet voor de belangen van een groep schuldeisers. Als ook het belang van de gezamenlijke schuldeisers in het geding is, heeft de curator de bevoegdheid om een Peeters/Gatzen-vordering in te stellen tegen de moeder.
  • Het niet-nakomen van toezeggingen.

Deel dit arrest