Mediator met dubbele petten

Stichting Tuchtrechtspraak Mediators 13 augustus 2020

Zaaknummer M-2020-4

Integrale tekst van de uitspraak

Eerste aanleg

DE TUCHTCOMMISSIE VAN DE STICHTING TUCHTRECHTSPRAAK MEDIATORS

HEEFT DE NAVOLGENDE BESLISSING GEGEVEN IN ZAAK
M-2020-4 van:

[klager],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: klager,

tegen:

[mediator],
kantoorhoudende te Zaandam,
verder te noemen: de mediator.

De procedure

Met een brief, binnengekomen op 20 februari 2020 (met bijlagen) heeft klager bij de Tuchtcommissie een klacht ingediend over het handelen van de mediator.

De mediator heeft bij brief van 13 maart 2020 verweer (met bijlagen) gevoerd.

De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 3 juli 2020 te Den Haag. Hierbij waren klager en de mediator aanwezig.

Enkele vaststaande feiten

De mediator heeft klager en zijn ex-partner aanvankelijk als ambulante hulpverlener en systeemtherapeut vanuit Veilig Thuis vanaf 3 juli 2017 bijgestaan. Tijdens dit hulpverleningstraject is een mediation overeengekomen met als doel om te komen tot een onbegeleide omgangsregeling van klager met zijn zoon.

De mediationovereenkomst is gestart op 24 april 2018 en beëindigd op 31 mei 2018.

Volgens klager heeft de mediator zich klachtwaardig gedragen. Hij heeft hierover een klacht ingediend bij de Stichting Kwaliteit Mediators (SKM). De klacht is niet opgelost, waarna klager een klacht bij de Tuchtcommissie heeft ingediend.

De klacht

Klager stelt zich in de ruim 30 pagina’s tellende klacht op het standpunt dat de mediator zich schuldig heeft gemaakt aan schending van alle gedragsregels met uitzondering van Gedragsregel 9 (tarief en kosten). Zo heeft de mediator (kort samengevat):

  • haar macht als gezinsmanager misbruikt;
  • tijdens het gehele mediationproces vragen van klager ontweken terwijl zij aan zijn ex-partner altijd volledige duidelijkheid en openheid gaf; zij trad ook meer als adviseur van de ex-partner en als tweede moeder van het kind op;
  • onduidelijkheid geschapen door verschillende rollen op zich te nemen; onduidelijk was in welke rol de mediator optrad (omgangsbegeleider, gezinsmanager of mediator);
  • geweigerd verslagen op te stellen;
  • zich dominant, dwingend, verbaal agressief en manipulatief opgesteld;
  • partij gekozen voor de ex-partner en daarbij de belangen van klager en het kind veronachtzaamd;
  • de diagnose gesteld dat klager lijdt aan een narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis;
  • in haar rol als gezinsmanager vertrouwelijke informatie uit de mediation gebruikt en aan derden verstrekt;
  • er blijk van gegeven niet over juridische basiskennis te beschikken benodigd voor het opstellen van een vaststellingsovereenkomst.

Het verweer

De mediator stelt primair dat de klacht meer dan 18 maanden na de beëindiging van de mediation is ingediend en dat klager om die reden op grond van artikel 5 lid 3 van het Reglement Stichting Tuchtrechtspraak Mediation niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht.

Inhoudelijk heeft de mediator de klacht ook betwist. Zij herkent zich totaal niet in het beeld dat klager van haar schetst. Klager heeft volgens de mediator – kort gezegd – zaken uit de context gehaald, verkeerde documenten bij de klacht gevoegd en de mediator beschuldigd van beweringen die zij nooit heeft gedaan en van diagnoses die zij nooit heeft gesteld. Klager stelde zich dreigend op en zij heeft zich ook meermalen geïntimideerd gevoeld door klager.

Zij voert verder aan dat zij van de gehele (door haar als vreselijke ervaring genoemde) kwestie heeft geleerd en dat zij nooit meer tegelijkertijd als hulpverlener en als mediator zal optreden.

De beoordeling

De Tuchtcommissie overweegt als eerste dat in artikel 5.3 van het Reglement Tuchtrechtspraak Mediators staat dat de voorzitter de klacht buiten behandeling kan laten als deze meer dan 18 maanden na beëindiging van de mediation wordt ingediend. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid van de voorzitter, waarvan hij in de onderhavige kwestie geen gebruik heeft gemaakt. Ook de tuchtcommissie acht de klacht gezien de bijzondere omstandigheden en de gecompliceerdheid van de gang van zaken zoals door klager geschetst ontvankelijk en verwerpt dan ook het beroep op de niet-ontvankelijkheid .

Het voert te ver om de diverse uitvoerig toegelichte klachtonderdelen afzonderlijk te behandelen. De Tuchtcommissie volstaat met het grotendeels in onderlinge samenhang bespreken van de verschillende klachtonderdelen.

Uit de klacht en het verweer leidt de Tuchtcommissie af dat veel klachten zijn voortgekomen uit de verschillende hoedanigheden waarin de mediator is opgetreden, namelijk als hulpverlener (gezinsmanager) en als mediator. Naar het oordeel van de Tuchtcommissie had de mediator vanuit de aanvankelijke hulpverleningssituatie nooit de rol van mediator op zich mogen nemen. Er zijn fundamentele en niet te overbruggen verschillen tussen de werkzaamheden van een hulpverlener en die van mediator. Een rolwisseling leidt, gelet daarop, noodzakelijkerwijs tot misverstanden bij betrokkenen en daardoor ook tot conflicten, die in de onderhavige kwestie volledig uit de hand zijn gelopen. Een hulpverleningsinstantie zou dan ook naar het oordeel van de Tuchtcommissie nooit uit de eigen gelederen een mediator naar voren moeten brengen.

Met het innemen van zowel de rol van mediator als die van hulpverlener zijn fundamentele beginselen zoals neergelegd in de gedragsregels geschonden. Daarbij is ook nog in strijd met de gedragsregels in het ‘eindverslag bemiddeling en omgangsbegeleiding’ van 5 juli 2018 (bijlage 23 bij de klacht) uitgebreid ingegaan op de reden van beëindiging van de mediation. De klacht is dan ook gegrond.

Gelet op de ernst van de verwijtbare gedragingen is een zware sanctie in beginsel gepast. Gezien echter de complexiteit van de problematiek/mate waarin deze klacht geëscaleerd is en de daaruit voortvloeiende) erkenning van de mediator dat zij ten aanzien van het innemen van de verschillende rollen onjuist heeft gehandeld, de psychische belasting die de mediator door deze zaak heeft ervaren en de mededeling dat ze dit nooit meer zal doen, volstaat de Tuchtcommissie met het opleggen van de maatregel van berisping.

Overigens volgt de Tuchtcommissie klager niet in zijn stelling dat de mediator ten onrechte heeft geweigerd verslagen op te stellen. Hiertoe is de mediator niet verplicht.

5. De beslissing

De Tuchtcommissie:

verklaart de klacht gegrond;

legt de maatregel van berisping op.

Aldus beslist op door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mr. A.P.L. Pinkster en mr. J. Spierdijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Niesen, secretaris, en ondertekend door de voorzitter.

Mr. J.C. van Dijk,
voorzitter

Partijen en de Stichting Kwaliteit Mediators hebben de mogelijkheid tegen deze uitspraak beroep in te stellen bij het College van Beroep. Het beroepschrift dient binnen vier weken na de verzending van deze beslissing te worden ingediend bij het College van Beroep van de Stichting Tuchtrechtspraak Mediators, Postbus 23265, 3001 KG te Rotterdam.

Deze beslissing is aangetekend en per e-mail aan partijen verzonden op 13 augustus 2020.

Deel dit arrest