DSM/Fox

HR 20 februari 2004, NJ 2005, 493 (DSM/Fox)

ECLI:NL:PHR:2004:AO1427

Wanneer subjectieve uitleg, wanneer cao-norm?

Tussen de subjectieve Haviltex-methode en de objectieve cao-norm bestaat geen harde scheidslijn. Binnen de subjectieve Haviltex-methode bestaat ook ruimte voor objectieve elementen.

Objectivering van uitleg is volgens de Hoge Raad vooral aan de orde indien het beding “naar zijn aard (…) bestemd is anderen dan contractanten te binden”.

Een objectieve uitleg wint aan gewicht naarmate het voor de opstellers van het contract voorzienbare aantal derden groot is, en het contract ertoe strekt om hun rechtspositie op uniforme wijze te regelen. Het enkele feit dát derden zijn betrokken is overigens niet voldoende om over te schakelen op een meer objectieve uitlegmethode, maar het legt wel gewicht in de schaal. Het enkele feit dat een overeenkomst ook gevolgen heeft voor partijen die geen betrokkenheid hadden bij de uiteindelijke totstandkoming van de overeenkomst, betekent in ieder geval niet dat de puur objectieve cao-norm van toepassing is. Wel kan het ertoe leiden dat binnen de subjectieve Haviltex-formule meer aandacht wordt besteed aan objectieve factoren.

Het belang van DSM/Fox voor de vraag: “wanneer subjectieve uitleg, wanneer cao-norm?”

Naar aanleiding van de DSM/Fox-uitspraak wordt aangenomen dat grofweg drie in elkaar voortvloeiende uitlegnormen bestaan:

  1. het objectieve uiterste (de cao-norm),
  2. het subjectieve uiterste (zuiver Haviltex, met meer nadruk op de subjectieve partijbedoeling), en
  3. een tussencategorie waar binnen de Haviltex-formule objectieve en taalkundige elementen een rol spelen.

Deel dit arrest