De Bont/Bannenberg

HR 16-09-2005, NJ 2006, 311

ECLI:NL:RVS:2005:AT7997

NB: zie vooral onze bijdrage over de Peeters/Gatzen-vordering waarin dit arrest in de juiste context wordt geplaatst.

De Peeters/Gatzen-vordering moet ten behoeve van alle gezamenlijke schuldeisers worden ingesteld. Het is niet toegelaten om deze in te stellen ten behoeve van slechts een select groepje daarvan. Dat heeft de Hoge Raad bepaald in het arrest De Bont/Bannenberg.

Art. 68 lid 1 Fw normeert de rol van de faillissementscurator als volgt:

De curator is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel.

De Hoge Raad wijst erop dat de curator die bevoegdheid uitoefent in eigen naam, en ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. En ‘ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers’ betekent ook echt: de ‘gezamenlijke’ schuldeisers (dus: generiek, en niet specifiek). Daarmee is al uitgesloten dat het zou mogen gaan om een klein, select groepje daarvan. Daarmee zou je als curator namelijk niet generiek te werk gaan, maar specifiek, en dat mag niet.

Het behartigen van de belangen van slechts een specifieke groep schuldeisers valt daarmee buiten de grenzen van de in art. 68 lid 1 Fw aan de curator gegeven opdracht. Ook is op geen enkele andere plaats een grondslag te vinden voor zulke specifieke schuldeisersbenadeling.

Het criterium in De Bont/Bannenberg wordt verder aangescherpt in een later arrest Nimox/Van den End q.q. Daar deed zich de situatie voor dat de benadelingshandeling had plaatsgevonden voor het faillissement, waarbij er toen een aantal benadeelden werden getroffen. Die werden allen netjes terugbetaald zodat zij geen vordering meer hadden. Naderhand echter, kwamen er – als gevolg van diezelfde benadelingshandeling – nieuwe schuldeisers die dus pas later nadeel opliepen van diezelfde handeling. Intussen was er een faillissement ontstaan.

In een dergelijke situatie, zo bepaalt de Hoge Raad in Nimox/Van den End q.q., is er gewoon sprake van ‘benadeling van de gezamenlijke schuldeisers’ en is de curator dus bevoegd om een Peeters/Gatzen-vordering in te stellen.

HR De Bont/Bannenberg: de Peeters/Gatzen-vordering valt als zodanig niet in de boedel, maar de opbrengst valt wel in de boedel

De Peeters/Gatzen-vordering komt toe aan de gezamenlijke schuldeisers, omdat die is gegrond op de benadeling in hun verhaalsmogelijkheden als gevolg van het handelen van de failliet (en de betrokken derde). De opbrengst van de Peeters/Gatzen-vordering valt in de boedel.

De wettelijke opdracht aan de curator tot beheer en vereffening van de failliete boedel (art. 68 lid 1 Fw) brengt mee dat hij deze vordering ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers kan innen, en dat hij dus ook de voldoening daarvan in rechte kan vorderen.

Maar: aangezien de vordering zelf niet in de boedel valt, omvat de bevoegdheid van de curator om de vordering te innen niet tevens de bevoegdheid om over de vordering te beschikken door haar aan een derde over te dragen.

Wil de curator dat toch kunnen doen, dan heeft hij last, toestemming of volmacht van de gezamenlijke schuldeisers nodig. Dat volgt uit weer een andere uitspraak van de Hoge Raad waarin het criterium verder wordt aangescherpt, namelijk Dekker q.q./Lutece.

Deel dit arrest