DB Schenker/Prorail

HR 8 februari 2013, NJ 2013, 107

ECLI:NL:HR:2013:BY6111

Kernvraag

Het DB Schenker/Prorail-arrest gaat over de vraag of er plaats is voor een art. 843a-vordering (exhibitieplicht) in een afzonderlijk kort geding, terwijl er op dat moment al een bodemprocedure loopt.

Casus

Een goederentrein van DB Schenker is ontspoord in Venlo. Daardoor is schade ontstaan aan het spoor. Prorail heeft DB Schenker daarvoor aansprakelijk gesteld.

In de bodemprocedure werd een deskundige benoemd. De deskundige verzocht om inzage in een rapport over de ontsporing in Venlo. Dat rapport was in opdracht van DB Schenker opgemaakt door Lloyd’s Register Rail.

DB Schenker weigerde het document aan de deskundige te geven. Daarom startte Prorail een kort geding, en vroeg om afgifte van het document op grond van art. 843a Rv (de exhibitieplicht).

De Hoge Raad

DB Schenker stelde dat er in een afzonderlijk kort geding geen plaats zou zijn voor een vordering op grond van art. 843a Rv, en dat de vordering daarom niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.

De Hoge Raad oordeelde kortweg dat dit wel het geval is, en dat noch uit de wettekst, noch uit de wetsgeschiedenis iets anders voortvloeit.

Weliswaar zou de vordering evt. kunnen worden afgewezen op inhoudelijke gronden (zoals: je hoort terughoudend te zijn met art. 843a-vorderingen; en de gevolgen zouden onomkeerbaar kunnen zijn), maar dat levert als zodanig nog geen grond op om de vordering dan maar niet-ontvankelijk te verklaren.

In rov. 3.4 overweegt de Hoge Raad:

Onderdeel 2.1 van het middel betoogt dat er (in beginsel) geen plaats is voor een vordering op grond van art. 843a Rv in een afzonderlijk kort geding tijdens een lopende bodemprocedure. Het onderdeel faalt.

Een dergelijke beperking vloeit noch uit de tekst van art. 843a Rv, noch uit de totstandkomingsgeschiedenis van dit artikel voort. Ook in het wetsvoorstel tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden (Kamerstukken II, 2011/12, 33 079) — waarmee geen inhoudelijke wijziging van art. 843a lid 1 is beoogd -, blijkt niet van een beperking als door het onderdeel wordt voorgestaan. De in het onderdeel gehanteerde argumenten van onomkeerbaarheid van de beslissing en geboden terughoudendheid kunnen een rol spelen bij de beoordeling of de vordering moet worden toegewezen, maar bieden geen grond voor de door DB Schenker bepleite niet-ontvankelijkverklaring.

Deel dit arrest