ABN-AMRO/X

HR 13 juli 2012, NJ 2013, 287

ECLI:NL:HR:2012:BW3263

We kunnen in beginsel drie categorieën tussenvonnissen onderscheiden:

(1) Interlocutoir vonnis

Een tussenvonnis kan een interlocutoir karakter hebben (bijv. een bewijsopdracht, een comparitie van partijen, of de benoeming van een deskundige). Er wordt nader onderzoek gedaan naar de feiten of naar het recht. In dat verband wordt soms ook wel gesproken van ‘instructie’ in het geding.

(2) Provisioneel vonnis

Een provisioneel vonnis bevat een voorlopige voorziening. Dit valt onder de werking van art. 337 lid 1 Rv: je kunt direct in hoger beroep.

(3) Incidenteel vonnis

Dit is de ‘restcategorie’ en omvat alle tussenvonnissen die geen interlocutoir of vonnis zijn. Denk bijvoorbeeld aan een uitspraak van de rechter over zijn absolute of relatieve competentie, of voeging of tussenkomst.

ABN-AMRO/X: vonnis m.b.t. exhibitieplicht 843a Rv blijft een zuiver tussenvonnis

In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat ook een beslissing op een incidentele vordering tot overlegging of afgifte van bescheiden (de exhibitieplicht van art. 843a Rv) als tussenvonnis heeft te gelden. Daarom is tussentijds beroep uitgesloten vanwege het bepaalde in art. 337 lid 2 Rv.

De wettekst van art. 337 Rv luidt:

Art. 337 lid 1 Rv:

Van vonnissen waarbij een voorlopige voorziening wordt getroffen of geweigerd, kan hoger beroep worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen.

Art. 337 lid 2 Rv:

Van andere tussenvonnissen kan hoger beroep slechts tegelijk met dat van het eindvonnis worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald.

Incidenteel tussenvonnis met beslissing over exhibitieplicht (art. 843a Rv) behelst geen voorlopige voorziening

Een tussenvonnis dat ziet op toepassing van de exhibitieplicht van art. 843a Rv behelst geen voorlopige voorziening. Tussentijds appel is dus niet mogelijk omdat niet aan de regel in art. 337 lid 1 Rv is voldaan.

Dat blijkt uit rechtsoverwegingen 3.6 maar met name 3.7 van het arrest.

Uit de tekst van rechtsoverweging 3.7:

Echter, indien de op art. 843a gebaseerde vordering wordt ingesteld in een lopende procedure met het oog op de instructie van de zaak – ongeacht of dat gebeurt bij dagvaarding of conclusie – en de rechter daarop beslist in een afzonderlijk vonnis, dan moet dit worden beschouwd als een tussenvonnis waarop het bepaalde in art. 337 lid 2 Rv. van toepassing is en niet als een eindvonnis waarmee in het dictum omtrent enig deel van het gevorderde een einde wordt gemaakt aan het geding.

Deel dit arrest