Aangifteverbod wraking

Wrakingskamer Rb Noord-Holland 11 februari 2022

Integrale tekst van de uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer

zaaknummer / rekestnummer: C/15/323510 / HARK 21/244

Beslissing van 11 februari 2022

op het verzoek tot wraking ingediend door:

[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker.

Het verzoek is gericht tegen :
mr. E. Jochem,
hierna te noemen: de rechter.

  1. . Het procesverloop

1.1 Verzoeker heeft bij brief van 21 december 2021 , die door de rechtbank is ontvangen op 23 december 2021, schriftelijk de wraking verzocht van de rechter, werkzaam bij de sectie Bestuursrecht, in de zaak met zaaknummer HAA 21/4009, hierna te noemen: de hoofdzaak.

1.2 De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft op 27 december 2021 schriftelijk op het verzoek gereageerd. Deze reactie houdt als “Vooraf” het volgende in:

“Het wrakingsverzoek is ingediend nadat op 16 november 2021 einduitspraak is gedaan. Tegen deze einduitspraak staat het rechtsmiddel van verzet open. Verzoeker heeft verzet ingesteld. Op grond van artikel 8:55 lid 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt dit verzet niet behandeld en beslist door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. Ik kan en zal daarom niet bij de verzetprocedure betrokken zijn.”

1.3 Bij brief van 27 december 2021 heeft de (administratie van de) wrakingskamer de hiervoor geciteerde alinea uit de reactie van de rechter onder de aandacht van verzoeker gebracht, met de vraag of verzoeker het wrakingsverzoek intrekt of handhaaft. Op een later moment is de volledige reactie van de rechter aan verzoeker toegezonden.

1.4 Bij brief van 2 januari 2022, die door de rechtbank per e-mail is ontvangen, heeft verzoeker meegedeeld dat hij het wrakingsverzoek handhaaft.

1.5 Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 4 februari 2022. Verzoeker is verschenen en heeft, onder overlegging van een pleitnotitie, het wrakingsverzoek toegelicht. De rechter is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Ook de wederpartij in de hoofdzaak is niet verschenen.

1.6 Aan het einde van de zitting is de uitspraak bepaald op heden.

  1. Het wrakingsverzoek

De door verzoeker aangedragen gronden voor wraki11g van de rechter zijn omschreven in het schriftelijke verzoek van 21 december 2021, zoals toegelicht ter zitting van de wrakingskamer.

In zijn brief van 2 januari 2022 heeft verzoeker meegedeeld dat hij het wrakingsverzoek om die redenen handhaaft, namelijk kort gezegd:

(i) Indien het ingestelde verzet gegrond wordt verklaard, vervalt de uitspraak van 16 november 202 l en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond. “Daarmee is het niet voorshands uitgesloten dat mr. Jochem toch weer een rol naar zich toe zou kunnen trekken later in de procedure. Met het oog daarop is het m.i. zuiverder, en ook veiliger, wanneer er een oordeel van de wrakingskamer ligt, zodat het vastligt dat zij die gelegenheid niet zal kunnen krijgen”, aldus verzoeker.

(ii) Er is enig maatschappelijk belang gemoeid met een oordeel van de wrakingskamer over het optreden van mr. Jochem, voor het publiek vertrouwen in de rechtspraak.

(iii) Dossiervorming in het kader van een mogelijk later in te dienen verzoek aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad op grond van artikel 13a van de Wet op de rechterlijke organisatie (klachtenregeling).

  1. Het standpunt van de rechter

De rechter heeft – zo begrijpt de wrakingskamer de reactie – aangevoerd dat er geen gronden zijn voor wraking.

Daarbij wijst de rechter erop dat een aantal van de door verzoeker aangevoerde gronden ziet op de juistheid van het gegeven inhoudelijk oordeel en dat die gronden zo nodig in de verzetprocedure zullen worden beoordeeld.

  1. De beoordeling

4.1 Op verzoek van een partij kan elk van de rechte.rs die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (artikel 8: 15 Awb).

4.2 Dit, met name de zinsnede “die een zaak behandelen”, brengt mee dat een rechter kan worden gewraakt zolang de behandeling van de zaak niet is geëindigd. Wanneer een zaak is geëindigd, omdat bijvoorbeeld einduitspraak is gedaan, kan een rechter die deze uitspraak heeft gedaan niet meer worden gewraakt.

4.3 Naar het oordeel van de wrakingskamer doet deze situatie zich in dit geval voor. Op 16 november 2021 heeft de rechter einduitspraak gedaan in de hoofdzaak en het beroep van verzoeker, eiser in de hoofdzaak, niet-ontvankelijk verklaard.

4.4 Dat verzoeker tegen deze einduitspraak – gelijk met het indienen van het wrakingsverzoek – verzet heeft ingesteld, doet aan het voorgaande niet af. Verzet is een rechtsmiddel. De rechter die in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan, kan op grond van artikel 8:55 lid 6 Awb het verzet niet behandelen .

4.5 Verzoeker heeft – zoals hiervoor onder 2 achter (i) is weergegeven – gewezen op de mogelijkheid dat als het verzet gegrond wordt verklaard en het onderzoek in de hoofdzaak moet worden voortgezet, de behandeling van de hoofdzaak weer aan de rechter zal kunnen worden toebedeeld . De wrakingskamer overweegt hierover het volgende.

4.6 Op dit moment behandelt de rechter de hoofdzaak niet. In het kader van deze wrakingsprocedure kan niet worden vooruitgelopen op de mogelijke uitkomsten van het door verzoeker ingestelde verzet. Evenmin valt te voorspellen of, na een eventuele gegrondverklaring van het verzet, de rechter opnieuw zal worden belast met de behandeling van de hoofdzaak, of dat die behandeling aan een andere rechter zal worden toebedeeld.

4.7 De wrakingskamer ziet, nu er een einduitspraak is gedaan in de hoofdzaak, dan ook geen grond het wrakingsverzoek toch (inhoudelijk) te beoordelen . Ook de andere door verzoeker aangedragen redenen voor handhaving van het wrakingsverzoek geven daartoe geen aanleiding. De wrakingsprocedure is er niet voor om – achteraf – een oordeel te verkrijgen over het handelen dan wel optreden van een rechter. maar om te waarborgen dat een partij in een procedure bij de rechtbank een onpartijdige rechter heeft.

4.8 Nu de hoofdzaak is geëindigd, dient het verzoek tot wraking van de rechter niet-ontvankelijk te worden verklaard.

  1. Beslissing

De rechtbank

5.1 verklaart het verzoek tot wraking van de rechter niet-ontvankelijk;

5.2. beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.

Deze beslissing is gegeven door mr. S. Jongeling, voorzitter, mr. M. Kraefft en mr. M.S. Lamboo, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2022.

Bij verhindering van de voorzitter en de griffier is de beslissing alleen door mr. M.S. Lamboo ondertekend.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Deel dit arrest