Het beginsel van partijautonomie houdt in dat de rechter lijdelijk is. Dat wil zeggen: de rechter moet binnen de grenzen van de rechtsstrijd blijven. Deze grenzen worden gedefinieerd door waar partijen mee komen. NB: dit uitgangspunt geldt alleen bij zaken waarin partijen de rechtsgevolgen zelf kunnen bepalen. Dus bijv. wél een vordering tot nakoming van een koopovereenkomst en niet een voogdijzaak bij de familiekamer.
Dit betekent dat de rechter dus niet zelf ambtshalve de feiten mag aanvullen. Partijen bepalen de omvang van de rechtsstrijd. In dit verband wordt de rechter lijdelijk genoemd: hij doet niet zelf actief aan waarheidsvinding maar gaat uit van waar partijen mee aankomen.
Art. 149 lid 1 1e volzin luidt:
Tenzij uit de wet anders voortvloeit, mag de rechter slechts die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag leggen, die in het geding aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en die overeenkomstig de voorschriften van deze afdeling zijn komen vast te staan.
NB: een rechter die zelf op zoek gaat naar informatie op internet, die hij vervolgens aan zijn beslissing ten grondslag legt, maakt een inbreuk op hoor en wederhoor en schendt het uitgangspunt van de partijautonomie. Zie onze bespreking van het arrest De Googelende Rechter.
Bekijk ook ons overzicht van de belangrijkste uitgangspunten van het bewijsrecht.