De situatie kan zich voordoen dat je wordt geconfronteerd met een procedure waarvoor het noodzakelijk is om bewijs of informatie te verkrijgen in het buitenland. In deze blog werk ik de vijf stappen uit aan de hand waarvan je eenvoudig kunt bepalen welke regeling van toepassing is bij het verkrijgen van bewijs in het buitenland ten behoeve van een procedure.
Een enigszins verwarrende term die in dit verband op sommige plaatsen wordt gebruikt, zoals in de literatuur over art. 176 Rv en met name in het Haags Bewijsverdrag, is de rogatoire commissie. Een rogatoire commissie is – anders dan de naam kan doen vermoeden – niets anders dan een verzoek van een rechter aan elders gevestigde gerechtelijke overheid om in zijn naam een onderzoeksmaatregel uit te voeren.
Stap 1: binnen Nederland (art. 174, 175 Rv)
Stel, je procedeert bij de rechtbank Alkmaar en je wilt een getuige horen in Maastricht. In dat geval zou je art. 174 lid 1 Rv kunnen toepassen:
“Indien een getuige te ver verwijderd woont, kan de rechter het verhoor opdragen aan de rechter van gelijke rang van de woonplaats van de getuige.”
Let op de uitzondering van lid 2 waar partijgetuigen worden uitgezonderd van deze regeling:
“Het eerste lid is niet van toepassing indien het een partij betreft die als getuige wordt gehoord.”
Art. 175 Rv vormt een aanvulling op art. 174 Rv en schept de mogelijkheid dat de rechter de getuige thuis (of elders) hoort als die bijv. als gevolg van ziekte niet in staat is om naar het gerechtsgebouw te komen.
Stap 2: binnen de EU maar niet in Denemarken (EG Bewijsverordening)
Als je een bewijshandeling wilt verrichten in het buitenland, en het gaat om een lidstaat van de EU maar niet Denemarken, gebruik je de EG Bewijsverordening (V.10 in de Kluwer). De ‘formele’ naam is Verordening EG 1206/2001, 28 mei 2001.
NB: Denemarken is uitgezonderd in onderdeel 22 van de preambule:
“Denemarken neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze verordening is derhalve niet verbindend voor, noch van toepassing in Denemarken.”
Er lijkt wat eenduidigheid te ontbreken in de manier waarop de EG Bewijsverordening wordt afgekort bij het verwijzen naar individuele artikelen. LLM Legal houdt de afkorting Bewijs-Vo aan.
Bij het lezen van de EG Bewijsverordening is het, net zoals op veel plaatsen, van belang om dat secuur en in beginsel grammaticaal te doen. Vanuit die invalshoek is het in feite niet zo moeilijk om de EG Bewijsverordening goed te begrijpen. Als je er vaker mee moet werken is het zeker zinvol om de volledige tekst van de EG Bewijsverordening tenminste één keer integraal te hebben gelezen. De aanwijzingen in onze LLM Legal-blog over de EG Bewijsverordening kunnen daarbij behulpzaam zijn.
Als je de volledige tekst van de EG Bewijsverordening nodig hebt (Nederlandstalig), kun je deze als pdf-bestand downloaden op onze site.
Stap 3: buiten de EU of in Denemarken (Haags Bewijsverdrag)
Wil je informatie verkrijgen buiten de EU of in Denemarken? Dan val je terug op het Haags Bewijsverdrag (V.8 in de Kluwer).
Formeel heet dit verdrag: Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken, ’s-Gravenhage, 18 maart 1970. De volledige tekst van het Haags Bewijsverdrag (Nederlandstalig) kun je als pdf-bestand downloaden op onze site.
Voor het Haags Bewijsverdrag geldt hetzelfde als hierboven opgemerkt over de EG Bewijsverordening, namelijk dat de verdragstekst zich in feite vanzelf wijst vooropgesteld dat je deze secuur en grammaticaal leest. Het is ook bij het Haags Bewijsverdrag zinvol om de verdragstekst tenminste één keer integraal te hebben doorgenomen als je van plan bent om er vaker mee te gaan werken.
Stap 4: bilateraal verdrag
Gaat het om een land dat niet bij het Haags Bewijsverdrag is aangesloten? Dan moet je eerst nagaan of er een bilateraal verdrag bestaat tussen Nederland en het desbetreffende land, of een ander verdrag dat aanknopingspunten geeft voor het doen van een verzoek om bewijshandelingen te verrichten.
Stap 5: art. 176 Rv
Is er evenmin sprake van een verdrag zoals hierboven in stap 4 bedoeld, kun je terugvallen op art. 176 Rv:
Lid 1
Voor zover bij verdrag of EG-verordening niet anders is bepaald, kan de rechter, indien een getuige in het buitenland woont, aan een door hem aan te wijzen autoriteit van het land waar de getuige zijn woonplaats heeft, verzoeken het verhoor, indien mogelijk onder ede, te houden, of dat verhoor opdragen aan de Nederlandse consulaire ambtenaar tot wiens ressort de woonplaats van die getuige behoort.
Lid 2
De rechter bepaalt dan tevens de termijn die in acht genomen moet worden bij het betekenen aan de wederpartij van de plaats, de dag en het uur waarop dit verhoor wordt gehouden en stelt mede de dag vast waarop de zaak weer op de rol zal komen.
Lid 3
Het proces-verbaal van dit getuigenverhoor heeft gelijke kracht als dat van het door de Nederlandse rechter gehouden verhoor.