Onveilige communicatie in de jeugdzorg

In deze publicatie ga ik in op de onveilige dynamiek die er vaak ontstaat in de communicatie tussen ouders en jeugdzorg. De ouders worden erop aangekeken dat zij de belangen van hun kind onvoldoende op het oog zouden hebben. Dat wordt vaak toegeschreven aan de rol van de ouders in een vechtscheidingssituatie. Zij zouden teveel in de ‘strijdmodus’ zitten en daardoor de belangen van hun kind onvoldoende vooropstellen.

Een ouder die toch al onder emotionele hoogspanning staat, kan soms fel reageren naar de jeugdzorg toe. De jeugdzorg voelt zich daardoor aangevallen, en maakt de ouder het verwijt dat die emotioneel instabiel gedrag laat zien of strijd levert met de jeugdzorg. Het beleid en alle interventies zijn erop gericht om de ouders uit deze ‘strijdmodus’ te halen, zodat zij weer naar de belangen van hun kind zouden kunnen kijken.

Dat is echter het verkeerde uitgangspunt. Het gaat niet om de ouders en hun (strijdende) rol in een vechtscheiding, maar om de veiligheid van het kind zélf. Dat is het uitgangspunt zoals dat ook in de wet staat.

Het gevolg hiervan is dat de ouder alleen nog maar meer stress ervaart, en vanuit de emotie reageert naar de jeugdzorg. Die voelt zich weer aangevallen, en constateert: deze ouder zit nog teveel in de ‘strijdmodus’. Zo ontstaat er een vicieuze cirkel van onveilige communicatie. Dat vertaalt zich in negatieve dossiervorming rondom de ouder, die er op komt te staan als emotioneel instabiel, strijdend, en onvoldoende in staat om de belangen van het kind voorop te stellen.

Daarbij wreekt zich het gebrek aan waarheidsvinding. Op deze manier wordt er namelijk – in veel gevallen onbedoeld, door onjuist beleid – een beeld gecreëerd van een ouder dat niet overeenstemt met de werkelijke situatie. Het kind wordt daarvan de dupe. In het uiterste geval wordt het uit huis geplaatst, terwijl dat wellicht helemaal niet zou hebben gehoeven als er objectief naar de feiten zou zijn gekeken. Of één van de ouders wordt als de ‘veilige’ ouder aangewezen, terwijl het in werkelijkheid andersom was. Het probleem is eigenlijk steeds dat je, op deze manier, niet objectief te weten komt wat er nu écht rondom het kind speelt.

Gebrek aan waarheidsvinding, onjuist beleid, en een patroon van onveilige communicatie vanuit de jeugdzorg spelen hierin steeds een centrale rol. Een ‘echte’ ontwikkelingsbedreiging voor het kind komt daardoor niet aan het licht.

Het gebrek aan waarheidsvinding in de jeugdzorg

De afgelopen tijd komt er steeds meer naar buiten over het gebrek aan waarheidsvinding in de jeugdzorg. Veel jeugdzorginstellingen werken om principeredenen niet op basis van objectief feitenonderzoek. Dat betekent dat er subjectieve informatie in rapportages van Veilig Thuis, jeugdbescherming of de Raad voor de Kinderbescherming terecht kan komen. Die informatie gaat dan naar de kinderrechter, in rapporten waar feiten en meningen vaak kriskras door elkaar staan en nauwelijks van elkaar kunnen worden onderscheiden. Dat mag weliswaar niet omdat het in strijd is met art. 3.3 Jeugdwet (dat waarheidsvinding verplicht stelt), maar het gebeurt in de praktijk veel.

Het wettelijk criterium is dat een maatregel zoals een UHP of een OTS alleen dan gerechtvaardigd is, wanneer er aangetoond wordt dat er een “ernstige bedreiging” bestaat voor de ontwikkeling van het kind (o.a. art. 1:255 lid 1 BW). Het uitgangspunt is namelijk dat een kind thuis opgroeit, “tenzij”. Overheidsingrijpen mag alleen bij hoge uitzondering als het strikt noodzakelijk is. Dat volgt uit internationaal recht (art. 8 EVRM, art. 16 lid 3 Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, art. 23 lid 1 BUPO-verdrag, art. 9 IVRK). Een subjectief vermoeden dat de ontwikkeling van een kind misschien wel wordt bedreigd, zou dan niet voldoende mogen zijn voor de kinderrechter. Een maatregel moet altijd feitelijk worden onderbouwd.

Het lastige met het gebrek aan waarheidsvinding, is dat een subjectieve mening of onderbuikgevoel van – bijvoorbeeld – een gezinsvoogd of een ongefundeerde melding bij Veilig Thuis in het jeugdzorgdossier van een ouder terechtkomt, en vervolgens een eigen leven gaat leiden. Het resultaat is dan dat ouders en kinderen gedurende lange tijd van elkaar worden gescheiden, met alle psychische schade voor het kind en de ouder van dien.

Het beleid richt zich teveel naar de rol van strijdende ouders

Vanuit de jeugdzorg wordt er daarbij vaak geredeneerd vanuit een vechtscheidingssituatie. Daarbij staat dan vooral de schuldvraag centraal: wie van de ouders zit er fout? Of er wordt geredeneerd: waar er twee vechten, hebben er twee schuld. De focus ligt in alle gevallen steeds teveel op de rol van de ouders. Er moet een schuldige worden aangewezen. De ouders zijn in strijd. Zij kunnen het daardoor niet zelf, en dus moet er vanuit de jeugdzorg worden bijgestuurd. Het beleid en alle interventies zijn erop gericht om de ouders aan het verstand te brengen dat zij goed voor hun kind moeten gaan zorgen.

Zodra er een scheiding in het spel is, lijkt – kortom – het uitgangspunt in de jeugdzorg teveel te zijn: alles wat er misgaat, ligt aan de vechtscheiding. Daarmee verschuift de focus van het wettelijk uitgangspunt, dat het om de veiligheid van het kind gaat, teveel naar de rol van de ouders die uit hun ‘strijdmodus’ moeten komen. Gebeurt dat namelijk, dan komt het met het kind ook wel weer goed, is de kennelijke gedachte. Dat vertrekpunt is niet juist, want het gaat niet primair om de rol van de ouders, maar om de veiligheid van het kind zélf.

De vicieuze cirkel van onveilige communicatie

Een ouder die zijn kind langere tijd niet ziet, staat normaal gesproken onder constante emotionele hoogspanning. Vaak speelt er daarbij ook nog stress over de financiën, omdat de bijstand van een advocaat duur is. Wie niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, komt daarbij duur uit. Ik ken meerdere voorbeelden van ouders die hun bedrijf hebben moeten verkopen om hun advocaatkosten te kunnen betalen. De situatie met jeugdzorg kost vaak zoveel tijd en energie, dat werken daardoor soms niet meer goed wil lukken.

De constante stress van het moeten missen van je kind, en voortdurend het gevoel hebben dat je jezelf moet verweren tegen ongefundeerde aantijgingen die je alsmaar niet uit je dossier krijgt weggepoetst, zorgt ervoor dat ouders in een klassieke “fight or flight”-reactie terechtkomen.

Dat vertaalt zich in gedrag waarbij ouders zich soms fel uitlaten naar de jeugdzorg. Dat wordt door de jeugdzorg vaak weer geduid als “onvoldoende meewerken”, “de strijd aangaan”. Daarmee wordt het beeld dat de ouder emotioneel instabiel naar zijn kind zou kunnen reageren, alsmaar kracht bijgezet.

Dat kan op verschillende manieren gebeuren. Het is denkbaar dat een jeugdzorginstelling die op commerciële grondslag werkt, als beleid zou kunnen hebben om kritische ouders op een bepaalde manier te ‘framen’ om gedoe en negatieve publiciteit te voorkomen. Kamerlid Pieter Omtzigt heeft zich recent nog uitgelaten over ouders die bijvoorbeeld een persverbod opgelegd krijgen. In andere gevallen kunnen jeugdzorgmedewerkers zich wellicht ook oprecht aangevallen voelen door de reactie van een ouder, maar betrekken zij het teveel op zichzelf, en reageren er onvoldoende uit empathie op.

Op het moment dat een jeugdzorgmedewerker inderdaad in de verdediging schiet en beschuldigend reageert op de ouder, ontstaat er een vicieuze cirkel van onveilige communicatie. Dat werkt op de volgende manier. Een ouder wordt bijvoorbeeld aangerekend dat zijn kind bij hem onveilig zou zijn, of dat hij een verkeerde rol heeft gespeeld in een scheidingssituatie. Daar reageert hij fel op. Die felle reactie komt meestal voort uit een gevoel van machteloosheid en verslagenheid, maar wordt door de jeugdzorg geduid als “de strijd aangaan” en de ouder wordt neergezet als een “niet meewerkende ouder”. Dat maakt een negatieve reactie in de ouder los, die dan vervolgens vanuit de jeugdzorg weer op dezelfde manier wordt geduid.

Je ziet dan een dynamiek ontstaan die ik duid als een vicieuze cirkel van onveilige communicatie:

Onveilige communicatie in de jeugdzorg

Een ouder die op die manier steeds gedrag laat zien dat door de jeugdzorg wordt geduid als “onveilige communicatie” of “de strijd met jeugdzorg aangaan”, wordt hierdoor steeds wantrouwender naar jeugdzorg, steeds feller in de communicatie, en werkt steeds minder mee. Uiteindelijk krijgt de kinderrechter een dossier aangeleverd dat vol staat met dit soort negatieve vermeldingen over de ouder. En op de zitting ziet de kinderrechter een ouder die inderdaad in de emotie schiet en fel communiceert. Dat bevestigt voor de kinderrechter alleen maar het beeld dat al naar voren kwam in het dossier. En daarmee mondt het al snel uit in een maatregel zoals een OTS of een UHP, die niet op waarheidsvinding is gebaseerd en die eigenlijk juridisch niet te rechtvaardigen is.

Een ‘echte’ ontwikkelingsbedreiging komt op deze manier niet aan het licht

Er wordt vanuit de jeugdzorg af en toe wel eens wat gekoketteerd met methoden zoals die van Marshall Rosenberg over geweldloze communicatie. Die methode is gebaseerd op drie processen: (1) jezelf empathisch uiten, (2) empathisch naar de ander luisteren, en (3) zelf-empathie (d.w.z. met jezelf in contact blijven). Helaas vinden dit soort initiatieven nergens echt doorgang in de jeugdzorg. Af en toe wordt er een dergelijk initiatief gelanceerd, maar het probleem wordt niet structureel aangepakt.

Een structurele aanpak vraagt bovendien om meer dan alweer een nieuwe methode om constructiever met elkaar te communiceren. Het vraagt om bezinning op het beleid, op de interventies die aan dat beleid worden verbonden, en vooral om strakkere wetstoepassing. Alles begint steeds met waarheidsvinding (art. 3.3 van de Jeugdwet), en het centraal stellen van het belang van het kind. Zolang dat niet je uitgangspunten zijn, en je als jeugdzorg teveel blijft hangen in het beeld van ouders die de strijd aangaan met elkaar of met jeugdzorg en daardoor de belangen van hun kind uit het oog verliezen, kun je de structurele problemen daarmee niet oplossen.

Het lastige is dat je op de huidige manier als jeugdzorg niet goed te weten kunt komen wat er in een bepaalde casus werkelijk aan de hand is. In veel gevallen komt een casus terecht bij de jeugdzorg naar aanleiding van een vechtscheidingssituatie. Een casus kan ook zijn begonnen met bepaalde zorgmeldingen die emotioneel belastend zijn geweest voor de ouder, waardoor die zelf vanuit emotie is gaan communiceren.

In alle gevallen is het probleem dat de situatie rondom het kind niet objectief is onderzocht. Je kunt het nooit echt met zekerheid te weten komen of er nu wel of niet iets aan de hand is. De kinderrechter krijgt dus een dossier aangeleverd dat op een onzuivere manier tot stand is gekomen. De rechter ziet daarbij doorgaans onvoldoende toe op de naleving van art. 3.3 Jeugdwet (waarheidsvinding), en vertrouwt er teveel op dat de jeugdzorg ‘het meestal wel ongeveer zal weten’. De werkelijkheid is echter dat het dossier niet op waarheidsvinding is gebaseerd. Op deze manier is de jeugdzorgketen niet veilig ingericht.

Mr. T.A. (Tom) Knijp, LLM Legal

Steun het werk van Stichting LLM Legal met een donatie

Kies hieronder een bedrag en steun ons werk. Het betreft een eenmalige donatie. Je kunt het bedrag zelf naar eigen keuze aanpassen.

Nieuwste blogs

Populairste blogs

Deel dit bericht