Jeugdwet is tot 23 jaar en niet tot 18

In een vorige publicatie zijn wij ingegaan op de mythe van de verlengde jeugdwet. Er bestaat namelijk binnen de overheid, en dan met name binnen de 344 gemeentes, de hardnekkige misvatting dat de Jeugdwet standaard tot 18 jaar zou gelden. Daarna zou er dan in bijzondere omstandigheden een verlenging van de Jeugdwet zou kunnen worden ingezet, maar in alle andere gevallen zou dan een andere wet, zoals bijvoorbeeld de Wmo, “voorliggend” zijn.

Om dat verhaal te onderbouwen, wordt dan veel verwezen naar wat er staat vermeld in art. 1.2 aanhef en onder b Jeugdwet:

Het college is niet gehouden een voorziening op grond van deze wet [d.w.z. de Jeugdwet] te treffen:

indien naar het oordeel van het college met betrekking tot de problematiek een aanspraak bestaat op een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling […]

Daar wordt dan soms de totstandkomingsgeschiedenis van de Jeugdwet nog bij gehaald. Onderdeel 3.6 van de memorie van toelichting bij de Jeugdwet vermeldt in de aanhef: “Jeugdhulp tot 18 jaar met mogelijke doorloop”. Daar wordt vermeld:

In dit wetsvoorstel wordt een leeftijdsgrens van 18 jaar gehanteerd voor de verschillende vormen van jeugdhulp en de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregelen die naar de gemeenten worden gedecentraliseerd. Na het 18e jaar vinden ondersteuning, hulp en zorg in de regel plaats uit een ander wettelijk kader, zoals Wmo, Zvw of AWBZ. Jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23ste levensjaar, voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt en mits voldaan wordt aan de voorwaarden.

Als je de context niet kent, lijkt het inderdaad alsof de Jeugdwet bedoeld is om te gelden tot 18 jaar, met mogelijke doorloop tot 23 als er blijkt dat er geen andere, ‘bovenliggende’ wet kan worden gevonden.

Dat is bijzonder, als je bedenkt dat in art. 1.1 Jeugdwet het begrip “jeugdige” wordt gedefinieerd als:

[persoon die] de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van deze wet:

  • is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, waarvan de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is;
  • vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is, of
  • is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is;

In hoofdstuk 2 van de Jeugdwet wordt in art. 2.1 bepaald dat de gemeente beleid moet voeren inzake jeugdhulp. Het is steeds de gemeente die in dat geval eindverantwoordelijk is voor de jeugdhulp die er geboden wordt.

We zitten dus met een vreemd verschil tussen art. 1.1 en 1.2 Jeugdwet. Art. 1.1 Jeugdwet zet eerst de maximum leeftijd voor jeugdhulp op 23 jaar. Vervolgens maakt art. 1.2 Jeugdwet een uitzondering, waarbij het – zonder de volledige context te kennen – inderdaad lijkt alsof de gemeente zou mogen verwijzen naar een andere wet dan de Jeugdwet (zoals bijv. de Wmo).

Waarom de Jeugdwet tot 23 jaar geldt, en niet tot 18

Hoe dat te verklaren is, blijkt uit de memorie van toelichting bij art. 1.1 Jeugdwet. Onder het begrip “Jeugdige” is een passage te lezen die vaak verkeerd blijkt te worden geïnterpreteerd:

In dit wetsvoorstel is gekozen voor een leeftijdsgrens van 18 jaar, met de mogelijkheid om bepaalde vormen van jeugdhulp voort te zetten of te hervatten totdat de jeugdige 23 jaar is geworden.

Als je hier ophoudt met lezen, lijkt het inderdaad een uitgemaakte zaak. De Jeugdwet gaat tot 18 jaar. Boven de 18 kan er eventueel gekozen worden om een jeugdige langer voor de Jeugdwet te indiceren, maar andere wetten zijn ‘bovenliggend’.

Als je echter doorleest, blijken er twee belangrijke nuanceringen te volgen. In de eerste plaats wordt er ingegaan op de situatie van vóór invoering van de Jeugdwet, toen de Wet op de jeugdzorg (Wjz) nog van kracht was. Daarover vermeldt de memorie van toelichting:

Jeugdigen tot 23 jaar vielen in specifieke situaties reeds binnen de reikwijdte van de Wjz. Dit betrof onder andere de noodzakelijke voortzetting of hervatting van jeugdzorg voor een jeugdige die voordat hij meerderjarig werd reeds jeugdzorg ontving en tevens bij het gebruik van de VIR. Het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd betekent in de praktijk niet altijd dat de noodzaak en mogelijkheid tot opvoeding voorbij is. Ouders houden immers ook niet ogenblikkelijk op met opvoeden als hun kind meerderjarig wordt. Ook kan het nodig zijn om na het de leeftijd van 18 jaar jeugdhulp voort te zetten in verband met arbeidstoeleiding. Dit blijft in het nieuwe stelsel gelijk.

Hier wordt dus eigenlijk gezegd: vóór invoering van de Jeugdwet, vielen jeugdigen tot 23 onder de oude Wjz als zij vóór hun 18de jeugdzorg hadden ontvangen. Dat wordt dan vergeleken met ouders die doorgaans ook niet gelijk volledig ophouden met het opvoeden van hun kinderen zodra die meerderjarig worden. Er wordt ook op gewezen dat het nodig kan zijn om ook na de 18de verjaardag door te gaan met jeugdzorg om een jeugdige klaar te stomen om de arbeidsmarkt op te kunnen. En, heel belangrijk, wordt erbij vermeld:

Dit blijft in het nieuwe stelsel gelijk.

Met andere woorden: ook in de nieuwe Jeugdwet zoals die sinds 2015 geldt, vallen jeugdigen die vóór hun 18de jeugdzorg hebben ontvangen, gewoon onder de Jeugdwet. Het uitgangspunt is dus: de Jeugdwet geldt tot je 23ste. Dat strookt ook precies met het uitgangspunt in art. 1.1 Jeugdwet. We wijzen nogmaals op art. 1.1 Jeugdwet, waar een “jeugdige” wordt gedefinieerd als:

[persoon die] de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van deze wet:

  • is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, waarvan de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is;
  • vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is, of
  • is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is;

Nuancering bij psychische stoornis of verstandelijke beperking

Het uitgangspunt is dus helder. De Jeugdwet geldt in beginsel altijd tot je 23ste.

In de memorie van toelichting volgt daar dan meteen weer een tweede nuancering op, die op dit uitgangspunt een uitzondering vormt:

Voor jeugdhulp die verstrekt wordt in verband met een psychische stoornis of een verstandelijke beperking, en jeugdhulp die voorheen viel onder het begrip begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf als bedoeld bij of krachtens de AWBZ geldt echter de leeftijdsgrens van 18 jaar. Deze vormen van zorg zijn na het bereiken van het achttiende levensjaar als voorziening, recht of aanspraak immers verkrijgbaar op grond van de Wmo, AWBZ of Zvw.

In feite wordt hiermee gezegd dat er uitzonderingen bestaan, zoals wanneer een jeugdige aanspraak kan maken op een voorziening op grond van – bijvoorbeeld – de Wmo of de Zorgverzekeringswet. Het gaat dan nadrukkelijk wel om jeugdigen die een “psychische stoornis” of een “verstandelijke beperking” hebben. In die gevallen is een andere wet voorliggend, zoals de Wmo of de Zorgverzekeringswet.

De begrippen “begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf als bedoeld bij of krachtens de AWBZ” vormen hier samen één cluster. Het gaat hier bij de termen “begeleiding” en “persoonlijke verzorging” dus steeds om “begeleiding en persoonlijke verzorging als bedoeld bij of krachtens de AWBZ”. De termen “begeleiding” en “persoonlijke verzorging” mag je dus niet ‘zelfstandig’ interpreteren. Dat kan verwarrend zijn maar is hier wel belangrijk om apart te vermelden.

De AWBZ ziet op bijzondere ziektekosten, gericht op het medische (psychiatrie, verstandelijke beperking, zintuiglijke beperking; niet geneeslijke medische aandoeningen). Het gaat om medische (be)handeling, zoals medicatieverstrekking, ziekenhuisopname, of bijv. hulp met wassen. Dit is allemaal naar de Zorgverzekeringswet (ZVW) of de Wet langdurige zorg (WLZ) overgeheveld, en vaak al eerder dan rond het 18de jaar. Als iemand bijv. een zintuiglijke stoornis zoals slechthorendheid heeft, dan komen de daarbij behorende gehoorapparaten uit de Zorgverzekeringswet, ongeacht de leeftijd van de persoon. Kortdurende ziekenhuisopname valt altijd in de ZVW; wonen in een woonvorm als gevolg van een handicap valt in de ZVW of de WLZ.

Het is dus niet zo, dat je de zinsnede “begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf als bedoeld bij of krachtens de AWBZ” zo zou mogen lezen, alsof ermee wordt bedoeld: “(1) begeleiding, (2) persoonlijke verzorging, en daarnaast (3) kortdurend verblijf als bedoeld bij of krachtens de AWBZ”. De hele opsomming hoort bij elkaar, en valt steeds onder “als bedoeld bij of krachtens de AWBZ”.

In een infographic weergegeven, ziet het er dan zo uit:

Wat zijn dan wel opties onder de Jeugdwet?

Een mogelijkheid die gemeentes bieden onder de Jeugdwet, is om in aanmerking te komen voor kamertraining in een kamertrainingscentrum (KTC) of een fasehuis. Beide zijn voorzieningen die in de Jeugdwet vallen en waar de gemeente verantwoordelijk voor is op grond van hoofdstuk 2 van de Jeugdwet. Wat het verschil is tussen kamertraining en een fasehuis, wordt beschreven op de website van het Ministerie van VWS.

Wat meteen opvalt, is dat de leeftijdsgrens op 15 jaar of ouder ligt. Dat klopt weer goed met de definitie in art. 1.1 van de Jeugdwet van een jeugdige als een persoon van 0 tot 23 jaar. Wil je in aanmerking komen voor een kamertraining of fasehuis, dan kun je niet meer thuis wonen door problemen, en heb je begeleiding nodig om in de toekomst zelfstandig te wonen. Dit is precies waar de Jeugdwet voor bedoeld is. Het is dus helemaal niet de bedoeling dat een jeugdige vanaf 18 jaar ineens voor een andere wet dan de Jeugdwet wordt geïndiceerd en bijvoorbeeld naar een beschermde woonvoorziening wordt gestuurd. Dat doorbreekt bovendien de zorgcontinuïteit die steeds het uitgangspunt dient te zijn. Het laat gelijk zien hoe onzuiver de discussie over “wat moet er gebeuren tussen iemands 18de en iemands 23ste” eigenlijk is, want de Jeugdwet geldt gewoon van 0 tot 23 jaar.

De Jeugdwet kent geen eigen bijdrage

De Jeugdwet kent geen eigen bijdrage. Voldoe je als jeugdige aan deze kenmerken en word je toch aangeslagen voor een eigen bijdrage, of krijg je een naheffing? Dan is dat niet terecht en hoort dat op zijn minst te worden kwijtgescholden, zodat je je volwassen leven niet begint met een schuld die eigenlijk niet eens terecht is. De kloof tussen jeugdzorgjongeren en ‘normale’ jongeren is al groot genoeg.

Tom Knijp, voorzitter Stichting LLM Legal

Thomas van den Berg, ervaringsdeskundige jeugdzorg, sociaal werker in opleiding

Steun het werk van Stichting LLM Legal met een donatie

Kies hieronder een bedrag en steun ons werk. Het betreft een eenmalige donatie. Je kunt het bedrag zelf naar eigen keuze aanpassen.

Nieuwste blogs

Populairste blogs

Deel dit bericht