De mythe van de verlengde jeugdwet

Binnen de Nederlandse overheid bestaat, van hoog tot laag, van het Ministerie van VWS tot diep in de gemeentes, een hardnekkige mythe. Die mythe houdt in dat de Jeugdwet zou gelden tot 18 jaar, en dat er daarna zoiets zou bestaan als de ‘verlengde jeugdwet’. Dat zou dan inhouden dat een jongere, naar keuze van de overheid, zou kunnen worden geïndiceerd voor de Jeugdwet, maar bijvoorbeeld ook voor de Wmo. In dat laatste geval, krijgt zo’n jongere te maken met een naheffing van het CAK.

In deze bijdrage leggen wij uit waarom dit eenvoudigweg onjuist is. Alle betrokken overheidsorganen, van het ministerie tot en met de gemeentes, passen de Jeugdwet structureel onjuist toe. Vele duizenden jongeren worden daardoor jaarlijks gedupeerd omdat zij ten onrechte voor een eigen bijdrage worden aangeslagen door het CAK. De werkelijkheid is dat zij het CAK helemaal niets verschuldigd zijn. Hebben zij het CAK toch een naheffing betaald, dan is dat onterecht geweest, en behoren zij dat geld terug te krijgen.

De Jeugdwet geldt namelijk tot 23 jaar, en niet tot 18. De Jeugdwet kent geen eigen bijdrage. Ben je geïndiceerd voor de Wmo? Dan is dat verkeerd gegaan. En dus hoef jij, als jongere die tot 18 jeugdhulp ontving, helemaal nooit een eigen bijdrage te betalen. Heb je ooit een naheffing van het CAK gekregen? Dan heb je recht op volledige teruggave en mogelijk een aanvullende schadevergoeding.

De gemeente is eindverantwoordelijk

Iedere gemeente is altijd verantwoordelijk voor het jeugdhulpbeleid. Dat is zo geregeld in hoofdstuk 2 van de Jeugdwet. Met name art. 2.3 Jeugdwet is in dat verband belangrijk, omdat daar duidelijk vermeld wordt dat het college van burgemeester en wethouders altijd eindverantwoordelijk is voor jongeren die jeugdhulp nodig hebben. In de praktijk gebeurt het nog wel eens dat gemeentes verwijzen naar andere instanties met wie het gesprek over jeugdhulp zou moeten worden aangegaan, maar dat is in beginsel altijd onterecht. De gemeente is eindverantwoordelijk, eenvoudigweg omdat het zo in de wet staat.

Voor wie geldt de Jeugdwet?

In art. 1.1 Jeugdwet wordt een aantal definities gegeven van veelgebruikte termen. De term “jeugdige” komt in de Jeugdwet 316 keer voor, en is daarmee een veelgebruikte term. Daarom geeft art. 1.1 een aparte definitie van wanneer iemand een “jeugdige” is. Die definitie valt uiteen in drie onderdelen, die redelijk voor zich spreken.

Het eerste onderdeel ziet op personen beneden de 18 jaar, en het tweede onderdeel heeft betrekking op jeugdstrafrecht. Het derde onderdeel is nu het meest relevant. Dat derde onderdeel luidt:

[persoon die] de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van deze wet:

  • is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, waarvan de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is;
  • vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is, of
  • is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is;

In elk van deze drie alternatieve voorwaarden is sprake van situaties waarin de jeugdige vóór zijn/haar 18de ook al jeugdhulp nodig had.

De wet is er, kortom, helder en duidelijk over: de Jeugdwet geldt tot je 23ste levensjaar. Altijd, zonder uitzondering. Het staat er letterlijk: “persoon die de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt”.

Het laat allemaal aan duidelijkheid niets te wensen over. Ben je nog geen 23, en heb je voor je 18de jeugdhulp gekregen, dan val je dus onder de Jeugdwet. Altijd, en per definitie. En voor die jeugdhulp is de gemeente eindverantwoordelijk. Meer precies: het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk. Ook dat is altijd en per definitie zo.

Onjuiste wetstoepassing door de gemeentes

Opmerkelijk genoeg passen – voor zover mij bekend – alle 344 Nederlandse gemeentes de Jeugdwet structureel onjuist toe. Het probleem begint al bij het Ministerie van VWS. Ook de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) doet het verkeerd. Datzelfde geldt bijv. ook voor adviesorganen die de gemeentes adviseren. Zo lezen wij op de site van Stimulansz:

In principe stopt de jeugdhulp als de jeugdige 18 jaar wordt. Vanaf die leeftijd kan iemand zorg en ondersteuning krijgen vanuit andere wetten, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg (Wlz). Soms kan jeugdzorg voor 18 jaar en ouder verstandig zijn. Bijvoorbeeld omdat de behandeling doorloopt. Of omdat de jeugdige nog niet op eigen benen kan staan. Dan kan de gemeente besluiten tot verlengde jeugdhulp, ook wel verlengde jeugdzorg genoemd. Waar moet u als gemeente allemaal op letten? We vertellen het u graag.

Dit advies klopt niet. De Jeugdwet loopt door tot 23 jaar. Dat staat letterlijk in de Jeugdwet. En aangezien de gemeente op grond van hoofdstuk 2 van de Jeugdwet altijd eindverantwoordelijk is voor de jeugdhulp, is bijv. de Wmo dus nadrukkelijk nooit een optie. De praktijk die we in beginsel in alle gemeentes zien, dat de gemeente een soort “keuze” zou hebben om het op een andere manier te doen, is dus naar zijn aard onwettig.

Waarom gaat dit structureel mis?

Maar hoe is het dan mogelijk dat dit overal structureel misgaat met de toepassing van de Jeugdwet?

De meeste ambtenaren binnen de gemeentes en het Ministerie van VWS zijn geen inhoudsdeskundigen op het gebied van Wmo- en Jeugdwet-uitvoering. De meesten zijn bestuurskundigen, aanbestedingsjuristen, of hebben een financiële achtergrond. Er zit in zoverre betrekkelijk weinig knowhow op het gebied van wetsuitvoering waar het gaat om Wmo en Jeugdwet. Dat vertaalt zich in een vorm van ‘onbewuste onbekwaamheid’. Van hoog tot laag, van ministerie tot diep in de gemeentes is dat het geval.

Er is op enig moment onjuiste informatie in het systeem terechtgekomen, die een eigen leven is gaan leiden. Die onjuiste informatie houdt dan in dat de gemeente blijkbaar een soort “keuze” zou hebben: indiceren we een jongere voor de Jeugdwet, of brengen we hem/haar in de Wmo onder. Het laat zich denken dat dit oorspronkelijk is ontstaan als een soort bezuinigingsmaatregel. Het ligt niet meteen voor de hand om te veronderstellen dat iedere ambtenaar of Wmo-consulent welbewust verkeerde keuzes maakt. De kans dat dit de meeste individuele betrokkenen persoonlijk mag worden aangerekend, lijkt mij zelfs heel klein. Als er al een schuldige kan worden aangewezen, dan vinden wij die ofwel bij VWS, of waar dan ook, waar de mythe over de ‘verlengde jeugdwet’ oorspronkelijk ontstaan is.

Wat geeft het?

In beginsel zal het voor een jongere die bijvoorbeeld vanuit besloten of gesloten jeugdzorg op zijn achttiende doorstroomt naar een RIBW of een andere woonvoorziening, betrekkelijk weinig verschil maken of zijn onderdak nu uit de Wmo wordt betaald, of door de gemeente. In beide gevallen is het een dak boven je hoofd. Je komt niet op straat te staan.

Het gaat echter mis op het moment dat je wordt aangeslagen voor een eigen bijdrage. De Jeugdwet kent geen eigen bijdrage. De Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015) kent daarentegen wél een eigen bijdrage. Die is geregeld in art. 2.1.4b Wmo. Dat betekent, concreet, dat als de gemeente jou als jongere verkeerd indiceert en je in de Wmo wordt ondergebracht, jij met het CAK kunt worden geconfronteerd. Het CAK is het overheidsorgaan dat belast is met de vaststelling en de inning van eigen bijdragen. Dat is geregeld in een andere wet, namelijk de Wlz (Wet langdurige zorg). In art. 6.1.2 sub b Wlz is geregeld dat het CAK de eigen bijdragen op grond van de Wmo moet innen. Dat matcht ook weer precies met wat er in art. 2.1.4b Wmo staat.

Ben je een jongere die bijv. uit gesloten of besloten jeugdzorg komt, dan heb je kans dat je al vóór je achttiende verjaardag met iemand uit jouw instelling bent gaan kijken bij – bijvoorbeeld – een RIBW. Wellicht is het sociaal wijkteam betrokken, en mogelijk ook de GGD die dan de toegang tot het RIBW doet (een van de taakvelden van de Wmo). In iedere situatie is het steeds de gemeente die eindverantwoordelijk blijft. Je bent namelijk nog geen 23, dus je valt altijd in de Jeugdwet. Er bestaat dus geen enkel scenario waarin jij ooit voor de Wmo mag worden geïndiceerd. De Jeugdwet kent immers geen eigen bijdrage. Gaat dat mis, dan is dat dus uiteindelijk dus de gemeente aan te rekenen. Het CAK heeft dan geen enkel recht om jou een naheffing op te leggen.

Krijg je dus het CAK op je dak, dan weet je daarmee twee dingen zeker:

  1. het is oorspronkelijk vanuit de gemeente misgegaan met je indicatie; en
  2. linksom of rechtsom, mag het CAK jou absoluut nooit een eigen bijdrage rekenen.

Hoe mis gaat het in de praktijk?

In de praktijk gaat dit structureel, waarschijnlijk in iedere gemeente, heel vaak mis. Heel veel jongeren die net uit de jeugdzorg komen, worden aangeslagen voor een eigen bijdrage door het CAK. Dat gebeurt dan steeds onder het mom van ‘verlengde jeugdwet’ of ‘verlengde jeugdhulp’. Dat mag weliswaar absoluut niet, maar het gebeurt toch.

Uit het jaarbericht 2020 van het CAK blijkt dat het CAK in dat jaar maar liefst 769.768 klanten bediende. Het is even de vraag hoeveel van die klanten jongeren zijn die voor hun 18de een vorm van jeugdhulp hebben gekregen, bijvoorbeeld omdat zij in de Hoenderloo Groep van Pluryn hebben gezeten, of in een andere instelling, en die vanaf hun 18de ten onrechte in de Wmo zijn ondergebracht, zodat zij ten onrechte door het CAK zijn aangeslagen voor een eigen bijdrage. Eén ding is zeker: het zijn er veel. Heel veel.

Als je daarbij bedenkt dat het probleem tenminste vanaf 2015 (sinds de invoering van de nieuwe Jeugdwet) al gaande is, dan begint de volle omvang van dit probleem zich steeds meer af te tekenen. Het gaat tenminste om honderden miljoenen euro’s aan eigen bijdragen die het CAK ten onrechte heeft geïnd, en die terugbetaald zullen moeten worden. Ook als een gedupeerde jongere niet uit eigen beweging naar de rechter stapt, zal er toch een voorziening moeten worden getroffen, zoals een tijdelijk schadefonds.

De procedure van Thomas van den Berg tegen het CAK

Een paar dagen geleden heeft Thomas van den Berg beroep aangetekend tegen de beslissing op bezwaar van het CAK om hem toch voor een eigen bijdrage aan te slaan, ondanks zijn bezwaren. Door middel van een truc, kreeg Thomas van het CAK een zwijgcontract opgedrongen. Wat het CAK betreft, viel er in zijn geval wel te praten over kwijtschelding, maar dan moest hij er wel zijn mond over houden tegen anderen. Andere jongeren zouden er dan niet van kunnen meeprofiteren, en het voordeel voor de overheid zou dan zijn dat er niet massaal zou worden geprotesteerd tegen de onwettige naheffingen door het CAK.

Thomas heeft besloten om terug te vechten. De overheid had hem al een keer door de mangel gehaald. Het begon met een uithuisplaatsing, die werd gevolgd door een zware tijd in jeugdzorginstellingen. Thomas is in de Hoenderloo Groep van zorginstelling Pluryn geconfronteerd met de verschrikkelijke misstanden die je je daarbij kunt voorstellen, en waar gelukkig steeds meer maatschappelijke ophef over begint te ontstaan. En na de misstanden in de jeugdzorg, krijgt Thomas vervolgens dus ook nog eens te maken met een flinke naheffing van het CAK. Op basis van een hardnekkige mythe genaamd ‘verlengde jeugdwet’, waarvoor in werkelijkheid geen enkele wettelijke basis bestaat. Want het is heel eenvoudig: Thomas is geen 23, dus hij valt in de Jeugdwet, en hoort bij de gemeente thuis, en niet in de Wmo. De Jeugdwet kent geen eigen bijdrage, en dus hoeft hij het CAK geen cent te betalen. Punt.

Over zijn tijd in de jeugdzorg, wat hem daarin allemaal is overkomen, en zijn strijd tegen het CAK, heeft Thomas een verslag geschreven, met de titel Zorgjeugd. Dat is intussen al ruim 88.000 keer gelezen. Het verslag is naar een groot aantal gemeenteraadsleden en naar de landelijke politiek gegaan. Het Algemeen Dagblad heeft er een artikel van bijna twee pagina’s aan gewijd in de editie van 20 januari. Het artikel is ook online verschenen.

Zoals Thomas zelf zegt in zijn verslag:

Zwijgen is geen optie! Ook vind ik dat je in een tijd waarin de maatschappij vooral op zichzelf is gericht omdat het vertrouwen in de overheid volledig is verdwenen, moet laten zien dat je er wat tegen kan doen. Ik hoop hiermee dan ook jong en oud te inspireren. Het jeugdzorg systeem is rot en de uitstroom (nazorg) helemaal.

Ministerie van VWS: neem je verantwoordelijkheid en scheld alles kwijt

Het sleutelwoord is hier steeds zorgplicht. Het hoogste recht dat wij in Nederland kennen, is internationaal recht. Dat is zo geregeld in art. 93 en 94 Grondwet. Het constitutioneel toetsingsverbod in art. 120 Grondwet geldt alleen voor de Grondwet zelf, en niet voor internationale verdragen. Kortom: de Jeugdwet moet steeds worden gelezen in de context van internationale verdragen zoals het EVRM en het IVRK. In het EVRM is met name in art. 8 het recht op eerbiediging van het gezinsleven geregeld (‘family life’), en in feite klinkt door het hele IVRK precies hetzelfde uitgangspunt.

Dat uitgangspunt is steeds: kinderen groeien thuis op, wat een recht is op fundamentele bestaanszekerheid. Een inbreuk op die fundamentele bestaanszekerheid kan alleen worden gerechtvaardigd op grond van een wet in formele zin. In dit geval is dat de Jeugdwet. De Jeugdwet regelt de jeugdhulp decentraal, en legt de verantwoordelijkheid bij de gemeentes. Dat betekent dat op de gemeentes een zorgplicht rust om de Jeugdwet nauwkeurig toe te passen, en steeds in de geest van het EVRM en het IVRK waarvan de Jeugdwet in feite als een afgeleide kan worden beschouwd.

De 344 gemeentes schenden structureel hun zorgplicht om de Jeugdwet op die manier uit te voeren. Ministerie van VWS, neem hierin je verantwoordelijkheid en pak de regie. Fluit het CAK vandaag nog terug, scheld deze jongeren hun eigen bijdrage kwijt, betaal alles terug wat je ooit van ze geïnd hebt, en vergoed ook de overige schade die er is geleden. Informeer je gemeentes. Praat met de VNG. Maak dit overal bekend. Roep een schadefonds in het leven, en kijk ook waar het oorspronkelijk is misgegaan zodat je ervan leert.

Tom Knijp, voorzitter LLM Legal
Loudy Nijhof, lijsttrekker MOEDD Dordrecht

Steun het werk van Stichting LLM Legal met een donatie

Kies hieronder een bedrag en steun ons werk. Het betreft een eenmalige donatie. Je kunt het bedrag zelf naar eigen keuze aanpassen.

Nieuwste blogs

Populairste blogs

Deel dit bericht